De Liturgische Tijd tusen Pasen en Pinksteren
door vader Sergi Merks
Inleiding

In dit artikel stel ik mij ten doel om uitgaande van het liturgische verloop van de diensten tussen Pasen en Pinksteren, de onderliggende theologische opvattingen van de Orthodoxie bloot te leggen vanuit het besef dat in de Orthodoxie de eenheid tussen theologie, gebed en liturgische vormen in de meest absolute zin bewaard is gebleven. Het is ook daarom dat ik eerst uitgebreid wil stilstaan bij het liturgische bewustzijn van de Orthodoxe Kerk.

Aangezien dit artikel als een geheel gelezen moet kunnen worden, zullen er wellicht zaken aan de orde komen die ook in het artikel over Religieuze kunst aan de orde zijn geweest, maar daardoor wordt misschien des te duidelijker voelbaar dat het Orthodoxe denken een coherente eenheid vormt waarin alles met elkaar samenhangt en de meest verschillende facetten van de Orthodoxie terug te voeren zijn op dezelfde theologische uitgangspunten.

Voor de duidelijkheid zij hier vermeld dat het woord Liturgie als zelfstandig naamwoord in de Orthodoxie voorbehouden is aan de Eucharistie (de rooms-katholieke Heilige Mis) en vaak wordt aangeduid als ‘Goddelijke Liturgie’(met name in de protestantse tradities wordt het woord liturgie gebruikt voor alle vormen van diensten). Het bijvoegelijk naamwoord ‘liturgisch’ duidt op de eredienst in het algemeen, maar altijd in het licht van de Goddelijke Liturgie, aangezien de Goddelijke Liturgie het middelpunt en het lichtend uitgangspunt vormt van de gehele Orthodoxe eredienst. Zonder de Goddelijke Liturgie verliest iedere andere dienst zijn betekenis en bestaat er eenvoudigweg geen Orthodoxie meer.

De Orthodoxe Kerk is een traditionele Kerk. Niet in de westerse zin van het woord: vasthouden aan oude tradities, teruggrijpen naar oude vormen, of het krampachtig bewaren daarvan, nee, traditioneel in de zin van het staan in een levende Traditie die ononderbroken en in een rechte lijn, zonder omwegen, teruggaat tot in de tijd van de apostelen en die door alle gelovigen tezamen, van de patriarch in het Altaar tot en met de bedelaar buiten op de stoep, gedragen wordt, en die ook essentieel is voor het orthodoxe kerkelijke leven omdat zij de grond is van de Orthodoxie als zodanig.

Het hele geloofsgoed, het christelijke dogma is in deze Traditie levend gebleven en geen dode letter geworden. Er bestaat geen dogmatiek los van de eredienst en geen eredienst los van de levende Traditie. Het geloof wordt niet bewaakt en bewaard door een Patriarch of Paus, of door een hierarchie van metropolieten, bisschoppen en priesters, nee, je zou kunnen zeggen: dat de ‘Congregatie van de geloofsleer’ bij de Orthodoxe Kerk zetelt in de harten der gelovigen, die in het geloof gevoed worden door de eredienst in het algemeen en de Goddelijke Liturgie in het bijzonder. Het wordt gedragen door alle gelovigen in de zogenaamde ‘sobornostj’, de geestelijke eenheid in Christus van alle orthodoxe gelovigen. Omdat Christus Zelf het enige hoofd van de Kerk is, kan de eenheid van de Kerk allen maar op deze ‘wereldoverstijgende’ vereniging in Christus gedacht worden en nooit als ‘aardse’ eenheid rond een kerkelijk centrum of persoon.

Een goed voorbeeld van het theologisch functioneren van deze ‘Levende Traditie’ is de manier waarop er over de Moeder van Christus wordt gedacht. Zo bestaat er in de Orthodoxe Kerk geen enkel officieel dogma of officiele leer over de plaats van Maria in het theologisch denken, maar in alle kerkelijke teksten en gebeden wordt zij aangeduid als de ‘Moeder Gods’ en de reine ‘Maagd’ Maria, terwijl zij in de liturgische praktijk functioneert als de verzinnebeelding van de Kerk in zijn geheel. Dus in het gebed en het liturgisch bewustzijn wordt haar ware betekenis bevestigd en niet in een theologisch dogma, los van de kerkelijke praktijk. Ditzelfde is het geval met de Heilige Drie-eenheid, waarover wij het straks zullen hebben.

Een interessant detail in dit verband is dat het latere rooms-katholieke dogma van de ‘Onbevlekte Ontvangenis van Maria’, waarmee bedoeld wordt dat de Moeder van God zonder erfzonde ter wereld is gekomen (op zich een theologisch juist uitgangspunt), in de Orthodoxie geen enkele plaats heeft, ook niet in de gebeden of het kerkelijk besef, aangezien de Orthodoxie in het geheel de Westerse erfzondeleer niet kent en dus niemand met de erfzonde ter wereld komt.

Wanneer wij deze opvattingen over de Traditie betrekken op de Orthodoxe eredienst dan kunnen we zeggen dat ook de liturgische ontwikkelingen plaatsvinden binnen deze lineaire Traditie, waarvan de ontwikkeling in wezen bestaat uit een verdieping en verbreding van het voorafgaande, maar nooit in doelbewuste veranderingen die niet automatisch uit het voorafgaande voortkomen, of het zoeken naar ‘nieuwe vormen’.


De liturgische pieteit

De wortels van de christelijke eredienst liggen in de Joodse eredienst. De dienst in de synagoge is het uitgangspunt geweest voor de ontwikkeling van de christelijke eredienst. Ook in de teksten van Qum Ran zijn daarvoor vele aanwijzingen gevonden. En met name in de orthodoxe Vesper en Mettendienst herkent men nog veel van de dienst in de synagoge.

Het breekpunt met de Joodse eredienst ligt natuurlijk in de Eucharistie, waarin Christus aanwezig wordt gesteld. Maar nog afgezien van de breuk in de uiterlijke vorm, gaat het hier natuurlijk om het ‘nieuwe geloof’ dat ten grondslag ligt aan deze nieuwe vorm. Het ‘nieuwe’ en bijzondere is de bevestiging en actualisatie van de komst van de Messias als een gegeven historisch feit, als een actualisatie van het begin - in Hem - van redding en een nieuw leven. De betekenis van het voltrekken van de Liturgie, herhaald in de tijd, ligt in het feit dat de Liturgie een onherhaalbare en boventijdelijke realiteit tegenwoordig stelt. Daarnaast heeft zich de liturgie van de tijd ontwikkeld in de dagelijkse getijden en gebeden, in de jaarcycli etc. Deze liturgie van de tijd is onlosmakelijk verbonden met de boventijdelijke Goddelijke Liturgie, waardoor het tijdelijke en het tijdloze in de Goddelijke Liturgie in elkaar overvloeien, of zoals men wel zegt, hemel en aarde een worden.

Westerse studies van de ontwikkeling van de Liturgie kijken vaak alleen naar het uiterlijke aspect, men kijkt naar de vormen, de ontwikkeling van de teksten, welke tradities zich waar en wanneer bevonden en bevinden etc. Maar de kerkelijke eredienst heeft zich niet ontwikkeld in het luchtledige, geisoleerd van de andere aspecten van het kerkelijke leven. In de Orthodoxe Kerk schenkt men evenveel aandacht aan de psychologische ervaring van de cultus, de ervaring en weerspiegeling ervan in het religieuze bewustzijn van de gelovige. Hier wordt niet de persoonlijke religieuze ervaring bedoeld, maar de collectieve religieuze ervaring van de Kerk, de gelovigen als sobornostj. Het is datgene wat de Liturgie tot Liturgie maakt. De Liturgie mag dan ook (in tegenstelling tot de rooms-katholieke prive-mis) in geen enkel geval gevierd worden wanneer er naast de priester als vertegenwoordiger van het Godsvolk niet minstens een gelovige aanwezig is. Men noemt deze gezamenlijke ervaring de 'liturgische pieteit. Deze zogenaamde 'liturgische pieteit' vormt de sleutel tot het begrip van de liturgische ontwikkeling. Vaak ziet men dat deze liturgische pieteit de cultus in een 'sleutel' aanvaardt, die er oorspronkelijk niet aan ten grondslag lag. Bepaalde handelingen krijgen een nieuwe betekenis. Een voorbeeld is het waaien met een altaardoek over de Gaven in de Kelk gedurende het bidden van de geloofsbelijdenis. Oorspronkelijk zou dit gebruik ontstaan zijn om de vliegen bij de Gaven weg te houden, later kreeg deze handeling steeds meer de betekenis van het waaien van de Heilige Geest over de Gaven. Maar dat wil in het geheel niet zeggen dat er zomaar een nieuwe interpretatie aan de Liturgie werd toegevoegd, want in het liturgische bewustzijn verwijlde de heilige Geest reeds lang boven de Gaven. Zo wortelt de latere liturgische ontwikkeling altijd in datgene wat reeds in religieuze zin aanwezig is.

Dit is de kern van het orthodox begrip van de rite. Nog steeds is deze liturgische pieteit als sleutel tot het ondergaan en het gevoelsmatig begrijpen van de rite onlosmakelijk met de diensten verbonden. De huidige eredienst is niet slechts een in het verleden ontwikkelde vorm, die ons is overgeleverd en die al dan niet in stand gehouden wordt, nee, de kern is de liturgische pieteit, die is gevormd en gevoed in een levende Traditie door degenen die ons zijn voorgegaan, en waarmee de cultus innerlijk ondergaan wordt en daarmee de inhoud ervan geactualiseerd. En het is niet slechts de uiterlijke vorm die ons verbindt met de oude Kerk, maar ook deze liturgische pieteit, die zich eveneens in een liniaire traditie in samenhang met de uiterlijke vorm in het bewustzijn van de gelovigen heeft ontwikkeld.

De Orthodoxe Kerk houdt dus niet vast aan de Traditie, maar zij is de Traditie. Dit heeft ook zijn neerslag op het orthodoxe denken aangaande de Westerse oecumenische beweging. De Orthodoxe Kerk is gegrondvest in de zeven Oecumenische Concilies. Hier heeft het woord oecumenisch nog zijn oorspronkelijke betekenis zoals het door de Orthodoxie nog steeds wordt begrepen. Oecumenisch als de ‘Kerk in zijn geheel’, als ‘eenheid in Christus’, als ‘een in de Traditie’. Daarom is de Orthodoxe Kerk altijd een vreemde eend in de bijt van de Westerse oecumenische beweging geweest, die altijd heeft geprobeerd de eenheid op werelds niveau als een soort grootste gemene deler en volgens Westerse denkpatronen te bewerkstelligen. De Orthodoxe Kerk beschouwt zichzelf als een eenheid in zichzelf, die maar een Waarheid kent, namelijk die waarin de Heilige Traditie en het erfgoed van de apostelen en de heilige vaders intact zijn gebleven. Zij is er zich van bewust dat haar leer, liturgische structuren en spirituele praktijk dezelfde zijn als die de apostelen verkondigden en de Traditie van de vroege Kerk. Zij is derhalve niet gericht op andere vormen van Christendom en kan ook nooit van haar eigen innerlijke en uiterlijke vorm afwijken. Daarom was het bijvoorbeeld tijdens de bijeenkomst van de Wereldraad van Kerken in Harare onmogelijk voor de orthodoxen om gezamenlijk met andere christelijke kerken de Liturgie te vieren. Zeker als een groot deel van die kerken in hun leer en opvattingen sterk afwijkt van het orthodoxe erfgoed.

Het is in dit verband ook interessant op te merken dat rooms-katholieken die zich bedienen van de Liturgie van de Heilige Johannes Chrysostomos zichzelf rooms-katholieken van Byzantijnse ritus noemen. Daar is precies alles mee gezegd. Zij gebruiken slechts de uiterlijke vorm van de Orthodoxe eredienst, de rite, geheel losgemaakt van het orthodox kerkelijk leven en bewustzijn, waarbinnen zij juist haar zinvolheid en religieuze diepte verkrijgt (zo is nota bene de Liturgie van de Heilige Johannes Chrysostomos op enkele punten in strijd met de rooms-katholieke leer).

Het feit dat die innerlijke psychologische factor van de liturgische pieteit ook deel uitmaakt van de levende Traditie, eigenlijk in wezen de orthodoxe Traditie 'levend' houdt, wil ook zeggen dat de gelovigen innerlijk gevormd zijn en worden door de liturgische traditie van de Kerk en niet door de tijd waarin men leeft. Daarom bestaat er in de orthodoxie geen crisis m.b.t. de eredienst, maar een crisis m.b.t. de huidige tijdgeest. Door de Goddelijke Liturgie en de orde der diensten, gebeden en vastentijden, de constante Paasvreugde die in alle diensten doorklinkt, trachten de gelovigen hun leven, ook het dagelijks leven te heiligen. De huidige ontwikkelingen in het Westerse denken contrasteren vaak schrijnend met de orthodoxe traditie. Derhalve is het dagelijks leven van een ware orthodox vaak een voortdurende strijd tegen de huidige tijdgeest. Maar ook in deze confrontatie en strijd wordt de Traditie wederom verdiept en verbreed. Zo is bijvoorbeeld in het Westen het vasten als zinloos uit het huidige kerkelijke leven verdwenen en in het beste geval vervangen door allerlei goedbedoelde vastenacties die evenwel niets met vasten te maken hebben. In de Orthodoxe Kerk heeft de praktijk van het vasten, zowel in zijn uiterlijke als innerlijke aspecten juist in deze specifieke tijd van consumptie, overvloed en geestelijke vervlakking aan betekenis gewonnen!

Natuurlijk hebben ook buitenliturgische ontwikkelingen hun stempel op de eredienst gedrukt, maar deze betreffen meer de uiterlijkheid dan de innerlijkheid. Zo werd in de Byzantijnse tijd de pracht en praal van het Byzantijnse hof in de Kerk geintroduceerd, bijvoorbeeld in de liturgische gewaden. Daarnaast vroegen de grote kathedralen om speciale liturgische vormen en een specifieke zang? en reciteercultuur. Maar met hetzelfde gemak dikt men de Liturgie weer in tot zijn essentiele proporties, zijn eigenlijke kern, zonder de kathedrale pracht en praal, zoals in wezen in de kleine orthodoxe kerkjes in Oost en West gebeurt.

In de Orthodoxie wordt ook niet gesproken over de eredienst, wat die zou moeten zijn of bewerkstelligen, of wat die symboliseert. De eredienst is gewoon de grond van het bestaan, de norm, het ijkpunt. In de Goddelijke Liturgie komt de hemel op aarde, worden wij een met Christus in het nuttigen van de Heilige Gaven, verwijlen wij tezamen met allen die ons zijn voorgegaan in het Koninkrijk Gods, van waaruit wij het dagelijks leven kunnen transfigureren en heiligen. De eredienst is dus niet de reflectie van het kerkelijk leven, maar het orthodoxe kerkelijk leven is een reflectie van de eredienst. Vooral in de Russische Kerk bestaat er een grote liefde voor de eredienst, die zich o.a. uit in de intense en bewogen manier waarop aan de urenlange diensten gestalte wordt gegeven.


De kerkelijke kalender

Voordat wij ons nu richten op de theologische en rituele samenhang van de diensten van Pasen tot en met Pinksteren, wil ik nog een paar woorden zeggen over de betekenis van het kerkelijk jaar. Men kan het kerkelijk jaar zien als een kerkelijke kalender waarin een bepaalde opsomming wordt gedaan van de diensten en feesten gedurende een cyclus van 365 dagen, om de gelovigen in een bepaalde volgorde de leringen van het Evangelie en de belangrijkste gebeurtenissen van de christelijke geschiedenis voor te houden. Men kan het kerkelijk jaar ook zien als een middel om ons eigen gebed in een bepaald theologisch en in zekere zin ook artistiek kader te plaatsen. Maar het meest wezenlijke van het kerkelijk jaar is dat de eredienst in zijn inbedding in dit logische en theologische geheel tot leven komt en zodoende de christelijke geloofswaarheden ieder jaar opnieuw actualiseert. Ieder kerkelijk feest vernieuwt en actualiseert in zekere zin de gebeurtenis waar het een symbool van is. Het tilt de gebeurtenis uit het verleden naar het heden en stelt het onmiddellijk present in de ervaring van de gelovige ziel. En meer nog dan dat, het kerkelijk jaar verenigt ons op een speciale manier met Christus zelf. Dit gebeurt natuurlijk in de meest mystieke zin in iedere Goddelijke Liturgie, middels de Eucharistie, maar in het kerkelijk jaar worden wij ook opgeroepen het gehele leven van Christus mee te beleven: van Kerstmis tot Pasen, en van Pasen tot Pinksteren. Wij worden meegevoerd in de eenwording met Christus in Zijn geboorte, in Zijn groei, in Zijn lijden, in Zijn sterven, in Zijn opstanding en glorie. Het kerkelijk jaar vormt als het ware Christus in ons. Zo is er een middeleeuwse Latijnse uitdrukking die zegt: “Annus est Christus”: “Het kerkelijk jaar is Christus”.

Maar dit geldt niet alleen voor de gebeurtenissen die terugslaan op het leven van Christus, maar het geldt ook voor de feesten van de heiligen. Het kerkelijk jaar bevat een zeer uitgebreide cyclus van feesten van heiligen als de verheerlijkte leden van het Lichaam van Christus. In de herdenking van hun bijzondere pogingen Christus gelijk te worden trekken zij ons mee in hun heiliging. Het vieren van een feest van een heilige stelt het leven van die heilige present en transformeert diens pogingen om een te worden met Christus naar onze eigen ziel.

De kerkelijke kalender is dus niet slechts een uiterlijk houvast in het kerkelijk leven, het doet ook Christus in ons groeien, het doet ons streven naar het Koninkrijk Gods dat uiteindelijk in onszelf is, en dat is nu precies de opgave waarvoor iedere gelovige zich gesteld ziet.

Daarom is het leven in het kerkelijke jaar vele malen wezenlijker en belangrijker dan het leven naar de wereldlijke agenda. Want de wereldlijke kalender voert langzaam maar zeker naar de dood en de kerkelijke kalender voert langzaam maar zeker naar de Opstanding en de eeuwigheid van het Koninkrijk Gods. En dat is ook de diepere betekenis van het feit dat de orthodoxen en vele traditionele katholieken niet alleen hun verjaardag, maar ook hun naamdag vieren!

U zult begrijpen dat onze ontdekkingstocht langs de diensten van Pasen tot Pinksteren mede een theologische reis is. Eigenlijk is het moeilijk de diensten van Pasen tot Pinksteren te abstraheren van de hele wisselende cyclus van de voorvasten tot en met de tweede dag van Pinksteren. Want deze ieder jaar 'verschuivende' cyclus rond het Paasfeest, het feest der feesten, vormt een groot liturgisch geheel. Pasen zonder Grote Vasten is geen Pasen en Pasen zonder Lijdensweek is geen Pasen. Maar omdat de tijd van de Voorvasten en de Grote Vasten tot Pasen op zich al een lijvig artikel waard is, zal ik mij toch moeten beperken tot een bespreking van Pasen los van de Goede Week en meer nog, los van Goede Vrijdag.


Het lichtend feest van Pasen

De kern van het Paasfeest is de tekst van Paulus uit de eerste brief aan de Korintiers: “Zoals allen in Adam zijn gestorven, zo zijn wij allen in Christus tot leven gewekt”.

Maar om deze paasgedachte ten volle te kunnen begrijpen moeten we terug naar de ideeen van de orthodoxe heilige en theoloog Gregorius Palamas, die wij niet voor niets in voorbereidingstijd voor Pasen op de tweede zondag van de Grote Vasten gedenken. De heilige Gregorius benadrukt o.a. dat de mens een geheel is. Niet alleen de menselijke geest is geschapen naar Gods beeld, maar de gehele mens. Het lichaam van de mens is derhalve geen vijand. maar een partner, een medewerker van de geest. Christus, die in Zijn Incarnatie het menselijk lichaam aannam, maakte daarmee het 'vlees' tot een bron van heiliging. Christus heeft de gehele mens verlost en daarom is het de hele mens, lichaam en geest, die bidt tot God en is het de hele mens die vergoddelijkt kan worden, en is het de hele mens die met Christus opstaat.

Dit is uiteraard een klein aspect van zijn theologisch denken, maar zijn hele theologie, die is vastgelegd in twee lokale concilies in Constantinopel is door het Westen verworpen. En nu is het interessant om te zien hoe een schijnbaar theoretisch meningsverschil tussen Oost en West een wereld van verschil in kerkelijk en theologisch denken tot gevolg heeft gehad, dat tot op de huidige dag voelbaar is. Ging het theologisch denken in het Oosten steeds meer uit van de mens als een geheel, in het Westen werden lichaam en geest steeds meer gescheiden gezien, waarbij het lichaam dan ook nog ondergeschikt was aan de geest of de ziel. Denk hier aan de uitspraak van Plato: het lichaam is de kerker van de ziel! Dit heeft in de Westerse filosofie geleid tot het voortdurende probleem van het dualisme tussen lichaam en geest en in het Westers Christendom tot een enorme onderwaardering van het lichamelijke en seksuele aspect van de mens. De celibaatsplicht en een strenge moraaltheologie zijn daar nog de gevolgen van.

In de orthodoxe beleving zijn lichaam en geest een. Dat maakt ook de betekenis van de strenge Grote Vasten voor Pasen begrijpelijker, geest en lichaam gaan samen door het dal der boete om uiteindelijk met Christus de geestelijke en lichamelijke dood te overwinnen! Daarom 'staat' het lichaam ook in de kerk en is de hele eredienst zowel op de geest als op het lichaam gericht. Niet alleen teksten voor de ziel, maar ook 'toneel' voor het oog, 'zang' voor het oor, wierook voor de neus en in de Liturgie het lichaam en bloed van Christus in de gedaanten van brood en wijn voor de tong.

Men kan rustig stellen dat in de Oosterse Kerk de originele vroeg christelijke paasvreugde tot op de huidige dag het meest bewaard is gebleven. Pasen is dan ook het feest der feesten, de plechtigheid der plechtigheden en staat boven alle andere grote feesten. De Orthodoxie kent twaalf grote feesten, maar Pasen is daarvan als het ware de alomvattende overkoepeling. Iedere zondag en ieder feest verwijst op zijn eigen manier en in zijn eigen waarheid naar de Opstanding. Het Russische woord voor zondag, zelfs door de communisten nooit veranderd, luidt: woskressenije: opstanding! De Orthodoxe Kerk concentreert zich bijna volledig op de glorie van de opgestane Christus. De lichtende schijn van zijn getransfigureerde leven licht nu nog op in de huidige wereld en het dagelijks leven.

De orthodox voelt als het ware dat de dood nu al op dit moment overwonnen is. de krachten van het kwaad en de zonde zijn reeds vernietigd, de hele wereld en wijzelf, inclusief onze lichamen zijn al in potentie deelnemers van het eeuwige leven. Alle gezangen en gebeden in de Stille Week en op Paaszaterdag werken als het ware naar deze realiteit toe en jubelen het in de Paasnacht tenslotte uit. Natuurlijk zijn het kwaad, de duivel en de dood nog niet geheel uit het aardse leven verdwenen, maar door de overwinning van Christus op de dood is duidelijk geworden dat de duivel niet meer het laatste woord heeft: hij is te overwinnen, en dat wordt nu des te meer de opdracht die wij in vreugde op ons nemen.

Op Paaszaterdag half twaalf 's avonds vangt de Paasnachtdienst in alle rust aan met het zachtjes zingen van de canon van Stille Zaterdag, waarvan de laatste negende ode luidt: “Ween niet over Mij o Moeder, nu gij in het graf ziet Uw Zoon Die gij in uw schoot, zonder smet ontvangen hebt. Want ik sta op, en verheerlijk Mij, om als God zonder einde allen in heerlijkheid te verhogen, die u met geloof en liefde steeds verheerlijken”. Na het zingen van deze negende ode wordt in stilte en zonder enig ceremonieel de platsjenitsa uit het midden van de kerk naar het altaar gebracht, waarop het de hele paastijd zal liggen en waarop dan ook de Liturgie wordt gevierd. De platsjenitsa is een grote liggende icoon van de graflegging, vaak prachtig versierd met geborduurde doeken rondom. Deze platsjenitsa heeft vanaf Goede Vrijdag midden in de kerk gelegen als het graf van Christus. Alle diensten zijn ook rond de platsjenitsa gevierd. En alle gelovigen leggen er gedurende deze dagen bloemen op zoals bij het graf van een geliefde. Met deze bloemen wordt dan met Pasen de kerk versierd.

Dan volgt het eerste bijzondere moment van deze nacht. Rond twaalf uur zingt de geestelijkheid in het gesloten altaar drie maal achterelkaar van heel zacht tot zeer luid het Paaskondak: “Uw verrijzenis Christus onze heiland, bezingen de engelen in de hemel; maak ook ons op aarde waardig om U met een rein hart te verheerlijken”. Bij de derde keer gaan alle lichten aan, worden de klokken geluid en gaan de Koninklijke Deuren open. Dan komt de geestelijkheid met de diaken met kaars voorop het altaar uit voor de processie. Alle mensen in de kerk ontsteken hun kaars aan de kaars van de diaken. Vervolgens gaat men, steeds maar het kondak zingend, in processie rond de kerk, die nu, met gesloten deuren, het graf van Christus symboliseert. Uiteindelijk staat men voor de gesloten kerkdeur en de priester roept uit: “Ere zij de heilige ondeelbare en levenschenkende Drie-eenheid”.

Een tweede indrukwekkend moment is wanneer de geestelijkheid voor de eerste maal luid het Paastropaar aanheft: “Christus is opgestaan uit de doden, door Zijn dood overwon Hij de dood, aan allen in de graven schenkt Hij het leven!”. Drie keer wordt dit tropaar feestelijk gezongen en dan overgenomen door het koor en de gelovigen. Dit tropaar wordt de gehele paastijd gezongen en gebeden voor alle diensten en persoonlijke gebeden. Vervolgens klopt de priester met het kruis op de gesloten kerkdeur, die dan van binnenuit geopend wordt. Het graf is geopend, Christus is waarlijk opgestaan!

Nu volgen de Paasmetten. Niets wordt meer gereciteerd, Alles wordt onafgebroken en feestelijk gezongen, afgewisseld door de uitroepen van de geestelijkheid “Christus is opgestaan!”, die ook luid roepend beantwoord worden door de gelovigen: “Hij is waarlijk opgestaan!”. Alle deuren van het altaar staan nu wijd open en blijven de hele paasweek openstaan. Hemel en aarde zijn een. De weg naar de Hemel is open. Ook wordt er vanaf dit moment tot Pinksteren niet meer geknield. Wij zijn letterlijk en figuurlijk opgestaan!

Toch blijft deze machtige boodschap van de Opstanding onlosmakelijk verbonden met de boodschap van het kruis en het martelaarschap van onze Redder: “door Zijn dood heeft hij de dood overwonnen!” Hij is letterlijk afgedaald in de hades, maar heeft daar de poorten van de hel verbrijzeld en de gestorven mensheid aan zijn handen mee naar boven gevoerd. Er wordt ook gezongen: “Uw graf - de bron van onze opstanding!” Zijn Opstanding is niet slechts een belofte voor onze opstanding, het is onze opstanding, onze overwinning op de dood, die tijdens deze plechtigheid der plechtigheden aan den lijve wordt ervaren. “U heeft het domein van de dood vernietigd, O almachtige, met Uw dood. U heeft wakker gemaakt degenen, die dood waren sinds het begin der tijden.” “Vandaag zijn hel (hades) en dood beroofd van hun prooi en de mensheid is gekleed in onsterfelijkheid!” Zo zien we dat in Zijn persoon het hele menselijke ras, gesymboliseerd door Adam, reeds nu, op dit moment potentieel uit de dood is opgestaan en geheiligd. Dit alles is beeldend weergegeven op de in het midden van de kerk neergelegde Paasicoon: de Nederdaling ter helle! Daar ziet U een stralende Christus met onder zijn voeten de verbrijzelde poorten van de hades, terwijl hij met Zijn handen Adam en Eva naar boven trekt. En zo corresponderen de teksten van het gezang met het beeld in de kerk.

Maar in de orthodoxe opvatting is het niet slechts de mens die deel heeft aan de verlossing en de vreugde van de overwinning, het is de gehele wereld die deelt in de vreugde over de verlossing omdat het domein van het kwaad is vernietigd. Niet alleen de mens is gecorrumpeerd door de zonde, de hele kosmos en de natuur zijn er door aangetast. Denk maar aan aardbevingen, windhozen en vulkaanuitbarstingen. Derhalve is de Opstanding een gebeurtenis van kosmisch belang en wordt de gehele wereld tezamen met mensheid reeds verlicht door de straling van de hemelse glorie, de gehele wereld is in de Opstanding getransfigureerd tot een potentiele hemelse werkelijkheid, waarin reeds de kiem van de onsterfelijkheid ligt. De hele kosmos zingt van vreugde: mens, dier en de gehele stoffelijke wereld! “Christus is als God uit het graf opgestaan en heeft daarmee de hele wereld met zich mee omhooggetrokken. Terwijl hij zijn leven voor de wereld gegeven heeft, heeft hij de hele wereld, de hele schepping met licht getooid!” “Verheugt U, o schepping, en bloei op als de lelie in het veld, want Christus is opgestaan uit de doden als God. O dood waar is uw prikkel!? O hel waar is uw overwinning!”

“Het is de dag van de Opstanding; laat ons vervuld zijn van vreugde en elkaar omhelzen; en laten wij zelfs tot degenen die ons haten zeggen: Broeders wij vergeven elkaar omwille van de Opstanding en daarom roepen wij uit: Christus is opgestaan uit de doden, door Zijn dood overwon Hij de dood, aan allen in de graven schenkt Hij het leven!!” Dit bezongen en uitgeroepen gevoel is het hart, het focuspunt, de vitale zenuw van de hele vroomheid en het hele geloof van de Orthodoxe Kerk ? de vreugde in de verrezen levende God, de vreugde over Zijn verheerlijking en over Zijn leven, want Zijn leven is ons leven, getransfigureerd en eeuwig van duur! Pasen is dus het hoogtepunt van het kerkelijk jaar omdat nu het Leven van Christus ons leven is geworden!

Zoals gezegd neemt de Moeder Gods een centrale plaats in het leven van de Kerk en in de gebeden en gezangen. In deze dienst wordt zelfs haar Maagdschap vergeleken met de verzegelde steen van het graf: “Zonder de zegels te verbreken, zijt Gij o Christus uit het graf opgestaan. Gij Die bij Uw geboorte de schoot der Maagd niet hebt geschonden. Gij hebt ons geopend de poorten van het paradijs!”

In veel kerken wordt nu de Paaskus uitgewisseld en feliciteren de mensen elkaar met de uitroep “Christus is opgestaan, Hij is waarlijk opgestaan! “

Dan leest de priester op luide toon de feestelijke Paastoespraak van de heilige Johannes Chrysostomos, die in twee delen uiteenvalt. In het eerste gedeelte gaat hij in op de parabel van de arbeiders in de wijngaard, waarin de arbeiders van het eerste uur evenveel krijgen uitbetaald als de arbeiders van het elfde uur. Hij betrekt dit gegeven op de vastentijd en het feest van Pasen. Zo wordt een ieder uitgenodigd op de feestelijke dis van Pasen, of hij nu wel of niet gevast heeft, streng of matig, het loon voor een ieder is gelijk: de overwinning op de dood! Het tweede gedeelte is een triomfantelijke en sarcastische uitdaging aan het adres van de ternedergeslagen duivel: O dood waar is uw prikkel, o duivel waar is uw overwinning!

Nu volgen de Paasuren, waarin o.a. wordt gezongen: “Wij hebben Uw verrijzenis o Christus aanschouwd...” De geestelijkheid kleedt zich snel om van witte naar rode gewaden. En dan begint de Goddelijke Liturgie met geopende deuren van de Iconostase. Alles bij elkaar duurt deze dienst zo'n vier uur. Na de dienst is er de wijding van de Artos, de koelitsj, de pascha en de eieren. De Artos is een groot rond brood, dat een week voor de Iconostase blijft staan en daarna aan de gelovigen wordt uitgedeeld. Dit gebruik hangt samen met het feit dat Christus vlak na zijn opstanding enkele malen aan de discipelen verscheen tijdens de maaltijd. Koelitsj (een soort cake) en pascha (een zoet kwarkgerecht) zijn traditionele Russische paasgerechten, zoals iedere Orthodoxe Kerk zijn eigen traditionele gerechten kent.

Pasen duurt een volle week en iedere dag is er Paasliturgie met processie rond de kerk. Op de zaterdag na Pasen worden de deuren van de Iconostase weer gesloten.


De zondagen na Pasen

Net zoals de zondagen van de Grote Vasten hun eigen thema hebben in het teken van de lichamelijke en geestelijke voorbereiding op de Goede Week en Pasen, zo hebben ook de zondagen na Pasen hun eigen thema, waarin vanuit diverse invalshoeken wordt verwezen naar de Opstanding van Christus in het licht van het heil voor de mensen. Het is hier niet de plaats uitgebreid in te gaan op het spirituele belang van deze thema’s, toch zal ik voor de volledigheid kort bij deze zondagen stilstaan.

De tweede zondag van Pasen wordt Thomaszondag genoemd. Op deze zondag wordt het evangelieverhaal van de ongelovige Thomas gelezen, waarin wordt verhaald hoe Christus aan de apostelen verschijnt, terwijl Thomas niet aanwezig is. Thomas verklaart dan dat hij niet zal geloven dat Christus is opgestaan als hij niet zijn handen in de wonden van Christus’ kruisiging kan leggen, waarna Christus nog een maal verschijnt en ook Thomas overtuigd is, waarbij we moeten aantekenen dat ook de apostelen pas in de Opstanding van Christus geloofden, toen Hij aan hun verschenen was. Tegelijkertijd wordt er in deze evangelielezing reeds geanticipeerd op Pinksteren, want Christus blies over de apostelen en zei: Ontvangt de Heilige Geest.

Het belangrijkste thema is echter dat de vinger wordt gelegd op een grondhouding, die met name in de Westerse wereld tot een verabsoluteerd uitgangspunt is geworden: Eerst zien, dan geloven! Hoewel men deze uitspraak op puur filosofisch niveau al onderuit kan halen, wordt in het hele Paasmysterie juist duidelijk dat men eerst moet geloven wil men uberhaupt iets kunnen zien. Vanuit de aardse logica kan men nooit boven de aarde uit komen, want wanneer men op voorhand de aardse logica verabsoluteert, dan kan men ook principieel niet tot inzichten komen die deze logica overstijgen. Men blijft derhalve in kringetjes draaien, zoals uit de eeuwenlange geschiedenis van de filosofie wel gebleken is. Wil men de aarde kunnen begrijpen en vatten en in een bepaald perspectief zien dan zal men toch een punt buiten de aarde als uitgangspunt moeten nemen. En de Christenen hebben dat punt in de Opgestane Heer gevonden. Vanuit de aardse logica volkomen onlogisch en derhalve voor ons van veel grotere waarde omdat het ons ‘platte bestaan’, de door de zonde en dood aangetaste wereld niet slechts overstijgt maar er zelfs een uitweg uit biedt. Het orthodoxe uitgangspunt is derhalve: Eerst geloven, dan zien!! En daarmee verwijst deze zondag ook direct naar de zesde zondag van Pasen, de zondag van de blindgeborene, die juist dankzij zijn geloof in Christus voor het eerst kan zien! En hoe vaak zegt Christus niet: “Uw geloof heeft u gered!”

De dinsdag van de tweede week van Pasen wordt ‘Radonitsa’ genoemd, dat is de dag dat de orthodoxen naar de graven van de overledenen gaan om er de Paasboodschap te brengen. Op de graven worden de Paasgezangen gezongen, gewijde eieren neergelegd en naar Russisch gebruik wordt er vervolgens op het graf gegeten en gedronken omdat het feest zich niet beperkt tot de levenden, maar zich juist uitstrekt tot de overledenen!

De derde zondag van Pasen is de zondag van de Myrondragende Vrouwen: Het zijn uitgerekend vrouwen die de eerste getuigen zijn van de Opstanding. Dat zegt iets over de bijzondere plaats van de vrouw in het christendom, als degene die als eerste toegang heeft tot het grootste mysterie van het leven en het in geloof aanvaardt. Daarmee staat deze zondag in schril contrast met de tweede zondag waar de ongelovige mannen in hun nuchterheid om ‘bewijzen’ vragen. Het is jammer dat in het Westen het thema van de plaats van de vrouw in de Kerk zo gebanaliseerd wordt in de discussies over de zogenaamde ‘emancipatie’ van de vrouw, toegespitst op het verkrijgen van het priesterschap. Alsof het daarom gaat in de Kerk van Christus. En dat terwijl de vrouwen juist de eerste getuigen zijn van de Opstanding, waarmede zij het ‘afgeleide’ priesterschap van de man, die als ‘eerste zondaar’ voor het altaar staat, verre overstijgen.

De vrouwen gaan naar het graf met in hun achterhoofd: “Hoe zullen we de steen voor het graf wegrollen?” Maar toch gaan ze zonder hulp en overtuigd van hun missie op hun doel af. Met andere woorden, ook wij moeten in ons leven meer vertrouwen op God en minder op onze aardse logica.

De vierde zondag van Pasen is de zondag van de Verlamde. Het evangelie verhaalt van het bad bij Bethesda, waar een menigte zieken, lammen, blinden, verschrompelden, lag te wachten op de beweging in het water. Wie dan het eerst in het bad wist te komen werd genezen. Christus geneest daar een verlamde die niet bij het water kan komen. In dit miraculeuze genezingsverhaal wordt benadrukt dat Christus een absolute macht heeft over de aarde en ook het menselijk lichaam. Het laat zien dat Hij die de dood van zijn eigen lichaam heeft overwonnen macht heeft over alle vlees.

In dit verhaal schuilt ook het Joodse besef dat ziekte een oorzaak heeft in de zonde. Christus drukt de genezen verlamde dan ook op het hart niet meer te zondigen om erger te voorkomen. Ook in de opvatting van de Orthodoxe Kerk vindt ziekte en dood zijn oorsprong in de zonde, weliswaar niet persoonlijk gezien, maar in zijn algemeenheid. Met de val van de mens door de zonde is er dood en ziekte in de wereld gekomen. Met de Opstanding van Christus is in principe de dood weer overwonnen, wanneer de zonde in de mens overwonnen wordt. Zo luidt het Kondak van deze zondag: “Door vele zonden en tegennatuurlijke daden is mijn ziel geheel en al verlamd, o Heer. Maar doe haar weer opstaan door Uw goddelijke tegenwoordigheid zoals Gij eens de verlamde hebt opgericht, opdat ik gered tot U mag roepen: barmhartige Christus, ere zij Uw kracht.”

Een ander element in dit evangelie is het volgende: Er wordt gesproken van een 'helend' bad, waar je als eerste in moet zien te komen om te kunnen genezen, maar vervolgens zien we hoe Christus rechtstreeks en zonder de hulp van het bad geneest. De Orthodoxe Kerk legt dit als volgt uit: Het bad correspondeert met de rite, het institutionele element van de Kerk: de sacramenten, de ziekenzalving etc. Maar daarnaast is er ook Christus, die los van de instituties van de Kerk de mens geestelijk kan opwekken.

Op de woensdag in deze week wordt het ‘Midpinksterfeest’ gevierd, de dag die precies tussen Pasen en Pinksteren valt. Het Tropaar van deze dag luidt: “Geef op het midden van het feest aan mijn dorstige ziel het water der vroomheid te drinken, o redder, zoals Gij tot allen hebt geroepen: Wie dorst heeft, kome tot mij en drinke. Bron des levens, Christus God, ere zij U”. En daarmee wordt deze dag verbonden met de vijfde zondag van Pasen, de zondag van de Samaritaanse Vrouw: het heil is er niet slechts voor de Joden, maar voor een ieder die wil horen en zien; voor de gehele mensheid.

De zesde zondag is de zondag van de Blindgeborene. Deze dag staat in het teken van het Licht van Christus, een belangrijk Paasthema. Met de genezing van de blinde worden ook wij van onze geestelijke blindheid genezen. Zo luidt een van de Antifonen: “Ik ben blind aan de ogen van mijn ziel, maar ik kom tot U Christus zoals de Blindgeborene, en vol berouw roep ik tot U: Gij zijt het helderstralende Licht voor allen die in het duister zijn”. Zoals eerder opgemerkt: het is uiteindelijk het geloof dat ziende maakt. Zonder geloof zijn wij blind, dus wanneer wij zeggen: ‘eerst zien, dan geloven’, dan zullen wij eeuwig in duisternis blijven!


Hemelvaart

De dag voor Hemelvaart, op woensdag, vieren wij de teruggave van het feest van Pasen. Derhalve wordt op dinsdagavond de ganse Paasnachtdienst herhaald. Daarna wordt de Platsjenitsa, waarop al deze weken de Liturgie is gevierd, van het altaar gehaald en naar een schrijn in de kerk gebracht. Vanaf deze dag bidden wij niet meer het Paastropaar ‘Christus is opgestaan uit de doden...’ aan het begin van ieder gebed of dienst, maar ook nog niet het ‘Hemelse Koning...’ dat pas met Pinksteren voor het eerst wordt gebeden. Gedurende tien dagen blijven alle diensten en al onze gebeden zonder wezenlijk begin.

Hoewel Hemelvaart een groot feest is en de apostelen getuigen van een grote vreugde voelt de orthodox zich deze dagen en beetje droef in het hart. Hij heeft afscheid moeten nemen van de paastijd, de tijd van het jubelende ‘Christos Woskresje’, zowel in de gezangen als in de gebeden als ook in de begroeting tussen orthodoxen: “Christus is opgestaan, Hij is waarlijk opgestaan!”

De Hemelvaart wordt gezien als de kroon op de aardse missie van Christus, een missie die Hij van de vader had ontvangen. Nu zal Zijn goddelijke Vader hem in de hemel verwelkomen in vreugde over zijn geslaagde missie, de overwinning op de dood. Nu zal hij verheerlijkt worden in de hemel. God heeft het heilswerk van Zijn Zoon aanvaard. Pasen was het eerste teken van Zijn aanvaarding en Pinksteren de laatste. De wolk die Christus naar de hemel brengt wordt vergeleken met de wierook die van het altaar opstijgt als offer voor God. En waarvan wij mogen hopen dat het ook door de Vader wordt aanvaard.

Een andere betekenis van Hemelvaart is het feit dat dit feest voor ons de hemel nadrukkelijk aanwezig stelt. Vaak praten en denken wij over de Hemel als een soort hiernamaals, een nawoord bij ons leven. Maar de Hemel is precies het tegenovergestelde: ons aardse leven is een voorwoord bij ons hemelse leven. Het aardse leven opent voor ons het hemelse leven. En niet slechts in tijd gedacht. De Orthodoxie kent niet de opvatting dat we nu hier op aarde leven en na onze dood vervolgens in de Hemel of wellicht de Hel of het Vagevuur. De Hemel is nu al actueel. In de mate dat wij deel hebben aan het goddelijke leven, in die mate verwijlen wij reeds in de Hemel. Zoals wordt bezongen in het Kondak van Hemelvaart: “Nadat Gij de heilsorde had volbracht omwille van ons en het hemelse met het aardse verenigd had, zijt Gij in heerlijkheid opgestegen Christus onze God, zonder van ons heen te gaan, zodat er geen scheiding kwam. En hun Die Gij liefhebt roept Gij toe: Ik ben met u en niemand is tegen u!” En tijdens de Metten zingen wij al: “Wij die leven in deze wereld, laat ons feest vieren gelijk de engelen!” Vandaar dat de Orthodoxe Kerk ook geen scheiding kent tussen aardse en de hemelse Kerk, zoals dat door de Rooms-Katholieke Kerk wordt onderwezen en dat mede ten grondslag ligt aan de hele opvatting van het pausschap. De paus is dan het hoofd van de aardse Kerk en Christus het hoofd van de hemelse Kerk! In de Orthodoxie grijpen de Hemel en de aarde in elkaar: het is als het ware een realiteit die door Christus bijeen is gebracht en die tijdens de Goddelijke Liturgie in de meest absolute zin tegenwoordig wordt gesteld. In wezen is iedere Liturgie een Hemelvaart.

De laatste zondag voor Pinksteren is de zondag van het eerste Oecumenische Concilie. En dat is niet voor niets. Op deze dag worden de vaders van het Concilie van Nicea herdacht. Niet zozeer de Vaders afzonderlijk, maar als geheel. En ook dit verwijst reeds naar Pinksteren, want zowel orthodoxen als katholieken geloven dat de Concilies geleid worden door de Heilige Geest en dat de besluiten in eenheid van geest worden genomen. Op dit bewuste concilie werd de heresie van Arius verworpen en werden de belangrijkste uitgangspunten voor de verdere christelijke doctrine, met name die van de Heilige Drie-eenheid gedefinieerd. Dus de godheid van Christus werd benadrukt en de plaats van de Heilige Geest werd aangegeven binnen het christelijk denken. Het zijn nog steeds dezelfde punten die tot op de dag van vandaag bediscussieerd worden in het theologisch denken en het zijn nog steeds dezelfde heresieen die tot op de dag van vandaag de kop opsteken. Een actueel voorbeeld hiervan is de theologie van de zichzelf protestants theoloog noemende professor Kuitert. Zowel de godheid van Christus als de realiteit van de Drie-eenheid worden door hem in twijfel getrokken en daarmee keert hij zich bewust af van de allereerste beginselen van het christelijk geloof. Hij verkondigt dus geen christelijke leer meer, maar een gewone privemening die overeenkomt met een van de vroegste ketterijen, waartegen reeds het Eerste Oecumenische Concilie met kracht optrad.

Daarom viert de Orthodoxe Kerk dit feest ieder jaar opnieuw om de gelovigen de grondprincipes van het geloof niet te laten vergeten. Het Kondak van deze zondag drukt dit kernachtig uit en is het enige en beste antwoord op de huidige Westerse heresieen die zelfs binnen de Kerken de kop opsteken: “De verkondiging van de apostelen, evenals de dogma's van de Vaderen, bewaren de Kerk in eenheid van geloof. Zij draagt het bruiloftskleed der waarheid, geweven door de theologie vanuit den hoge, om het grote geloofsmysterie waarheidsgetrouw te prediken en te verheerlijken!” Het is het christelijke Pinksterfeest dat de glorieuze zege van het kerkvaderlijk erfgoed van dit eerste Oecumenische Concilie viert.


De Heilige Drie-eenheid

Op het Pinksterfeest staat de komst van de Heilige Geest en daarmee de vervolmaking van de Heilige Drie-eenheid centraal. In de Byzantijnse liturgische taal is de term koinonia (een soort geestelijke eenheid of gemeenschap) de uitgesproken term om de aanwezigheid van de Heilige Geest in de liturgische gemeenschap mee aan te duiden. Het is een sleutelbegrip waarmee zowel de geestelijke eenheid binnen de Goddelijke Drie-eenheid tussen de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, als wel de gemeenschap met de Heilige Geest die de mens verbindt met het goddelijke leven, en ten slotte de geestelijke eenheid die dan ontstaat binnen de kerkelijke gemeenschap, wordt bedoeld.

De Kerk is niet simpelweg een vereniging van mensen die met elkaar verbonden zijn door een gemeenschappelijk geloof en gemeenschappelijke doelen, nee, het is een koinonia in God en met God, die Zelf een trinitarische eenheid vormt. Anticiperend op mijn verdere betoog zou je kunnen zeggen dat de verhouding tussen de mensen onderling in de kerkelijke gemeenschap wordt bepaald door de onderlinge verhouding van de drie Goddelijke Personen in de Drie-eenheid. De verhoudingen tussen de mensen moet een afspiegeling zijn van de verhouding binnen de Godheid. Was God geen Drie-eenheid geweest dan zouden we net als de neoplatonici of de boeddhisten een eenheid vormen in een onpersoonlijk kosmisch Al.

Omdat het dogma van de Heilige Drie-eenheid de basis is van het gehele kerkelijke leven en denken van de Orthodoxie en de verschillende opvattingen over deze Drie-eenheid ook hebben geleid tot het grote schisma tussen Oost en West in 1054, zal ik iets dieper op deze materie ingaan en duidelijk maken, ten eerste dat het dogma van de Drie-eenheid in de Orthodoxie een levende realiteit is en ten tweede dat het grote schisma tussen Oost en West niet slechts over een theologische futiliteit ging, maar over het hart van de Orthodoxie, en dat het voor haar een schisma waard was om het allerdiepste fundament van het ganse kerkelijke leven, de Heilige Drie-eenheid, zoals geformuleerd op het Concilie van Nicea, voor altijd veilig te stellen.

Van de Russisch-Orthodoxe denker Fjodorov is de beroemde en veelzeggende uitspraak: “Ons sociale programma, dat is het dogma van de Heilige Drie-eenheid!” In de Orthodoxie heerst de uitgesproken opvatting, dat de doctrine van de Heilige Drie-eenheid niet een stukje hogere theologie is, gereserveerd voor de professionele theoloog, maar iets dat een reeel en praktisch belang heeft voor iedere christen. De mens is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. En aangezien God Drie-eenheid is kan de mens zichzelf alleen maar begrijpen in het licht van de Heilige Drie-eenheid. Ons persoonlijke leven, onze onderlinge relaties en al onze pogingen een christelijke gemeenschap te vormen, dit alles hangt af van een juiste theologie van de Drie-eenheid. De orthodoxe theoloog Vladimir Lossky heeft eens gezegd: “Er is geen andere keuze dan tussen de Heilige Drie-eenheid en de hel!” En hiermee sluit hij aan bij enkele belangrijke existentiefilosofen: Camus, die de absurditeit van het aardse leven blootlegde; en Sartre, van wie de beroemde uitspraak is: “De hel, dat zijn de anderen!” Inderdaad, wanneer wij de wereld en de naasten niet zien in het licht van de Heilige Drie-eenheid en in de wetenschap van de Opstanding, dan wordt de wereld absurd en de anderen worden voor ons tot een hel!

Ik zal proberen kort deze theologie van de Drie-eenheid aan te duiden aan de hand van het grote verschilpunt met het Westen: het 'filioque', namelijk het punt dat de Heilige Geest volgens de Westerse opvatting niet slechts voortkomt uit de Vader, maar ook uit de Zoon.

De Orthodoxe Kerk volgt de Cappadocische Vaders die zeggen dat er een God is omdat er een Vader is. De Vader is oorsprong en de oorzaak van de Godheid. Hij is het principe van de eenheid tussen de Drie; en het is in deze zin dat de Orthodoxie spreekt van de monarchie van de Vader. De andere twee Personen vinden hun oorsprong in de Vader en worden geduid in hun relatie tot Hem. De Vader is de oorsprong van de Godheid, uit niemand geboren en uit zichzelf voortkomend. De Zoon is geboren uit de Vader voor alle eeuwigheid en de Geest komt voort uit de Vader voor alle eeuwigheid.

Op dit punt nu beginnen de Oosterse en Westerse denkbeelden van elkaar af te wijken. De rooms-katholieke theologie, die daarvoor de Niceaanse geloofsbelijdenis heeft aangepast, stelt dat de Heilige Geest niet alleen voortkomt uit de Vader, maar ook uit de Zoon. (de beruchte toevoeging in de geloofsbelijdenis ‘...en de Zoon’, in het Latijn ‘filioque’) Hierdoor ontstaat een compleet andere onderschikking binnen de Heilige Drie-eenheid. Dit betekent namelijk dat de Vader ophoudt de unieke oorsprong van de Godheid te zijn, want de Zoon wordt nu ook een oorsprong. Omdat het principe van de eenheid nu niet meer zijn bron vindt in de Vader stelt de rooms-katholieke leer dat de eenheid te vinden is in de substantie of essentie die alle drie Personen met elkaar delen. Dat wil zeggen dat in de Orthodoxie het principe van de eenheid persoonlijk is en in de Rooms-Katholieke Kerk niet! De Orthodoxe Kerk gaat er vanuit dat de Zoon voor alle eeuwen uit de Vader is geboren en in de tijd uit de Maagd Maria. Zo ook de Heilige Geest. De Heilige Geest komt voort uit de Vader voor alle eeuwen, maar is door Christus in de wereld gezonden. De Kerk baseert dit op een tekst uit Johannes 15,26: “Wanneer de Trooster komt, die Ik u zenden zal van de Vader, de Geest der Waarheid, die van de Vader uitgaat, zal deze van Mij getuigen!” De Geest wordt dus wel door Christus gezonden, maar Hij gaat uit alleen van de Vader. Er is geen enkele bijbelse rechtvaardiging voor het ‘filioque’. Voor Orthodoxen haalt het Westerse model het gehele evenwicht binnen de Drie-eenheid uit balans en aangezien de Drie-eenheid het hart van de Kerk is, waarop onze relatie tot God en onze relatie onderling als kerk Gods is gebouwd, heeft de Orthodoxie nooit het ‘filioque’ kunnen aanvaarden.

De eenheid van de Heilige Drie-eenheid, gegrondvest in en door de unieke Persoon van de Vader als arche, is door het ‘filioque’ ontkracht en gefundeerd in een onpersoonlijke substantie waaraan alle drie Personen deel hebben. Daardoor is ook het accent komen te liggen op het 'gemeenschappelijke' en niet meer op de ‘verscheidenheid’ van de Goddelijke Personen. Bovendien is de Heilige Geest nu ondergeschikt aan zowel de Vader en de Zoon. Volgens vele orthodoxe denkers is dit er ook mede de oorzaak van dat de Westerse Kerk zich heeft ontwikkeld, zoals ze zich heeft ontwikkeld, los van de Oosterse Kerken.

In de scholastieke theologie, aangevoerd door Thomas van Aquino, leidt het accent op de onpersoonlijke essentie van de drie Personen tot een opvatting over God als zijnde bijna een abstract idee, waarvan je het bestaan zelfs zou kunnen bewijzen met metafysische argumenten, hetgeen men eigenlijk tot op de huidige dag heeft trachten te doen. De Orthodoxie is daarentegen meer geinteresseerd in de persoonlijke relatie tot God, het verkrijgen daarvan en de vergoddelijking van de mens die daar het gevolg van is.

Een ander punt is dat door de onderschikking van de Heilige Geest binnen de Drie-eenheid de Geest in het geloof van Rooms-Katholieke Kerk een veel kleinere rol is gaan spelen dan in het Oosten. Dat heeft grote gevolgen gehad voor de doctrine van de Rooms-Katholieke Kerk, want daardoor kwam het accent veel meer te liggen op de Kerk als instituut, en niet als geestelijke eenheid zoals in de Orthodoxie. Zij wordt bestuurd in termen van aardse macht en jurisdictie. Zij definieert de eenheid van de Kerk als een institutionele eenheid rond het centrum Rome met een paus als het centrale ‘geweten’ van de Kerk, in de plaats van het persoonlijke geweten van de gelovigen, geleid door de Heilige Geest.

Zowel de rol van de Heilige Geest, de eenheid ten koste van de verscheidenheid en de rol van de paus als hoofd van de Kerk speelden een doorslaggevende rol in het schisma van 1054. Al deze ontwikkelingen zijn terug te voeren op de Westerse toevoeging van het 'filioque'. Het zal inmiddels wel duidelijk zijn dat dit geen theologische futiliteit is.

Hoe ziet de Orthodoxe theologie van de Heilige Drie-eenheid er dan uit? Om te beginnen is het zo dat God absoluut transcendent is, d.w.z.: Hij stijgt uit boven het aardse, onttrekt zich aan het verstandelijk begrijpen door de mens. Hij is totaal van gene zijde. Maar tegelijkertijd is Hij ook overal in Zijn schepping aanwezig, is Hij immanent, zoals wij iedere dag bidden: “Gij Die overal tegenwoordig zijt en alles vervult”. Dit dubbele aspect van God is op meesterlijke wijze uitgewerkt door wederom Gregorius van Palamas. Eigenlijk is deze door het Westen verworpen denker de sleuteltheoloog van heel het orthodoxe denken. Hij beweerde namelijk dat wij een onderscheid moeten maken tussen de essentie van God en de energieen van God, om op die manier zowel zijn transcendentie als Zijn immanentie te benadrukken en veilig te stellen: Gods essentie is voor ons ongrijpbaar en onbereikbaar - maar Zijn energieen zijn voor ons te kennen en te aanschouwen (Het is net als bij de mens: we kunnen best van iemand zeggen dat we hem kennen, maar daarmee kennen wij die ander nooit helemaal in zijn essentie, maar alleen in de mate hoe hij zich aan ons voordoet).

Gods energieen doordringen de gehele schepping en wij ervaren ze in de Goddelijke Genade en het Goddelijk Licht van de berg Thabor. Maar tegelijkertijd is God een persoonlijke God en een trinitarische God. Niet slechts een God van energieen, maar een persoonlijke God. Wanneer wij deelhebben aan Zijn energieen, dan worden wij geen deelgenoot van een vage allesomvattende kracht, maar staan wij oog in oog met een Persoon. Maar dit is nog niet alles. God is niet slechts een enkele persoon, maar een Drie-eenheid, bestaande uit de Vader, de Zoon en de Heilige Geest en ieder van Hen verwijlt in de andere twee Personen in een eeuwige beweging van alomvattende liefde, waarmede tegelijk onze houding ten opzichte van God en de medemens gedefinieerd is.

Daarnaast is God ook nog een geincarneerde God. Hij is niet slechts tot ons gekomen in Zijn energieen, maar in hoogst eigen persoon, de tweede Persoon van de Drie-eenheid, ware God uit de ware God en mens geworden. “En het woord is vlees geworden en het heeft onder ons gewoond”. Een grotere eenwording tussen God en Zijn schepping is niet mogelijk. God Zelf werd een van Zijn schepselen, opdat Zijn schepselen weer zouden kunnen terugkeren naar hun goddelijke oorsprong.


Het Pinksterfeest

De zaterdag voor Pinksteren heeft een dubbel karakter. Enerzijds is het de vooravond van Pinksteren, anderzijds de allerlaatste dag van de Paastijd. Daarnaast staat deze dag in teken van de overledenen. Zoals gezegd heeft Christus met Zijn Opstanding de poorten van de hades verbrijzelt en daarmee de bewoners van het dodenrijk bevrijd en meegevoerd naar een plaats in het Goddelijk Licht. De Orthodoxie heeft de oude Joodse opvatting behouden dat de overledenen vertoeven in het dodenrijk (Grieks: Hades; Hebreeuws: Sjeool), waar tot de komst van Christus de beste plaats zich bevond in de ‘schoot van Abraham’, zoals we dat in de gebeden voor de overledenen nog terugvinden. Maar na de Opstanding van Christus zijn de poorten van dit dodenrijk geopend en kan men verwijlen in het Goddelijk Licht. Verder heeft men in de Orthodoxie geen reele voorstelling van de plaats waar de overledenen vertoeven en wat er precies met hen gebeurt, het betreft tenslotte een realiteit die zich onttrekt aan het menselijk bevattingsvermogen, het is voor ons een onbegrijpelijk mysterie. Maar wel kunnen wij God bidden voor hun zielenheil. Daarom vinden er na het overlijden diverse diensten (panichida’s) plaats die de ziel van de overledene begeleiden op zijn weg via het Goddelijk Oordeel naar een plaats van rust en een plaats van licht. Ook op deze laatste dag van de Paastijd wordt zo’n panichida gehouden.

Het feest van Pinksteren vindt gelijk de meeste andere christelijk feesten zijn oorsprong in een Joods feest. In dit geval het feest van de oogst van de eerste vruchten. Later kreeg ook bij de Joden onder invloed van de Farizeeen het feest een meer spirituele betekenis, namelijk de herdenking van de gave van de wet van God aan Mozes. Het christelijke Pinksterfeest trekt beide lijnen door: De wonderen die plaatsvonden op het eerste christelijke Pinksterfeest zijn de eerste vruchten van de Joodse religie. De komst van de Heilige Geest betekent de gave van een nieuwe wet!

Een ander belangrijk thema met Pinksteren in zowel de Oosterse als de Westerse Kerk is de verbinding die er gelegd wordt tussen de 'verwarring' bij de bouw van de Toren van Babel en de 'eenheid' en de 'harmonie' die bewerkstelligd wordt bij de nederdaling van de Heilige Geest in de gedaante van vurige tongen. Zo luidt het kondak van Pinksteren: “Toen de Allerhoogste nederdaalde verwarde Hij de talen en scheidde de volkeren. Toen Hij echter de vuurtongen uitdeelde, riep Hij allen tot eenheid. Laat ons daarom eenstemmig de Heilige Geest verheerlijken.” De Heilige Geest is dus het mysterieuze bindende element in alle verhoudingen die er zijn: Binnen de Drie-eenheid, tussen God en mens, tussen de mensen onderling en tussen de mens en de schepping.

In de Handelingen van de Apostelen wordt ook gesproken van de elf apostelen die bijeen zijn in gebed in de bovenzaal, tezamen met Maria de moeder van Jezus en de andere vrouwen. Dit was het begin der Kerk en het was een van de voorwaarden tot het ontvangen van de Hl Geest. Op bepaalde momenten moeten ook wij ons uit de wereld terugtrekken in de bovenzaal van onze ziel. En in ons gebed zijn wij dan verenigd met de apostelen en de Moeder Gods. Dat is de eenheid van de Kerk bewerkstelligd door de Heilige Geest. Daarom speelt de Heilige Geest een sleutelrol in het Kerkelijke leven van de Orthodoxe Kerk. Alle gebeden en diensten beginnen met de aanroeping van de Heilige Geest, behalve in de Paastijd, wanneer wordt aangevangen met het Paaskondak. Welnu, na de Liturgie op Pinksteren vindt een speciale vesperdienst plaats waarin voor de eerste maal sinds Pasen dit gebed tot de Heilige Geest, het tropaar van Pinksteren plechtig wordt gezongen: “Hemelse Koning, Trooster, Geest der Waarheid. Gij die overal tegenwoordig zijt en alles vervult. Kom en verblijf in ons en zuiver ons van alle smet en redt onze zielen Algoede.” Daarna worden door de priester de zogenaamde knielgebeden gebeden. U herinnert zich wel dat vanaf Pasen er niet meer geknield mag worden. Vanaf deze dienst op Pinksteren knielen wij opnieuw ootmoedig voor God neer. De priester bidt zeven lange gebeden, terwijl de hele kerk neerknielt. In deze gebeden wordt als het ware de gehele leer van de Orthodoxe Kerk in een notendop gememoreerd.

In de orthodoxe kerken wordt met Pinksteren nog steeds als herdenking van het Joodse Pinksterfeest de hele kerk versierd met takken, gras, bloemen en planten, terwijl men ook vruchten meeneemt naar de kerk om te laten zegenen. Het is een oud Russisch gebruik dat de kinderen tijdens de dienst de kleine bloempjes uit het gras halen om er kransjes mee te vlechten die ze op hun hoofd dragen. In veel gevallen gaat men na de dienst naar de graven of houd men een picknick in de natuur.

U heeft inmiddels wel begrepen dat het Orthodoxe Pinksterfeest bijna geheel in het teken van de Heilige Drie-eenheid staat, niet zozeer als een abstract theologisch gegeven maar als een levende realiteit in het midden der kerkelijke gemeente. Daarom noemt men de eerste Pinksterdag de dag van de Drie-eenheid en ligt de icoon van de Drie-eenheid midden in de kerk. Aangezien men God de Vader niet kan afbeelden op een icoon, wordt voor de icoon van de Drie-eenheid altijd het Oudtestamentische beeld gebruikt van de drie engelen die bij Abraham op bezoek kwamen. Men ziet in deze drie engelen de voorafbeelding van de Goddelijke Drie-eenheid. Er bestaan wel iconen waarop de Drie-eenheid wordt afgebeeld als God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest (in de vorm van een duif), maar deze afbeelding is door Westerse invloed ontstaan en niet canoniek.

De tweede Pinksterdag noemt men de dag van de Heilige Geest en op deze dag ligt de icoon van de apostelen met de vurige tongen in de kerk. Pinksteren is de kroon op het kerkelijk jaar, het is de laatste gebeurtenis in de geschiedenis van onze redding. Want in deze wereld zal de komst van de Heilige Geest niet meer worden gevolgd of overtroffen door een ander heilsgebeuren. De opstanding van Christus met Pasen, de Hemelvaart van Christus naar de Vader en de komst van de Heilige Geest met Pinksteren, al deze gebeurtenissen verenigen zich in hun trinitaire verhouding tot een groot heilsmysterie ten behoeve van de redding der mensen. Dit heilsmysterie is zo groot dat er bij elkaar vijftig dagen van de kerkelijke kalender voor nodig zijn om het in al zijn facetten liturgisch aan de orde te kunnen stellen en daarmede door te kunnen dringen in de geesten en in de harten van de gelovigen.