DE BISSCHOPPELIJKE JUBILEUM SYNODE
VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK

13-16 augustus, 2000, Moskou

DE GRONDSLAGEN VAN HET SOCIALE CONCEPT
VAN DE RUSSISCH-ORTHODOXE KERK



Vertaling: Vader Sergi Merks

XIII. De Kerk en de ecologische problematiek

XIII. 1.   De Orthodoxe Kerk, zich bewust van haar verantwoordelijkheid voor het lot van de wereld, maakt zich grote zorgen over de problemen die door de huidige civilisatie zijn voortgebracht. En de ecologische problematiek neemt daarbij een grote plaats in. Het aanzicht van de aarde is inmiddels op wereldomvattende schaal vervormd. Haar binnenste, bodem, water, lucht, flora en fauna zijn sterk aangetast. De natuur rondom ons wordt bijna in haar geheel aangewend voor de levensbehoeften van de mens, die niet langer tevreden is met datgene wat zij in haar natuurlijke diversiteit voortbrengt, maar zonder enige restrictie hele ecosystemen uitbuit. De menselijke activiteiten, die inmiddels het niveau van biosferische processen hebben bereikt, breiden zich voortdurend uit dankzij de steeds snellere ontwikkelingen op wetenschappelijk en technologisch gebied. De wereldwijde vervuiling van het milieu door industrieel afval, het slechte gebruik van de agrarische technologie, de verwoesting van wouden en bossen en de bodemerosie – dit alles resulteert in een verstikking van de biologische activiteit en een voortdurende inkrimping van de genetische diversiteit van het leven. De onvervangbare minerale hulpbronnen raken uitgeput; de reserves van drinkwater worden kleiner. Er zijn een groot aantal schadelijke stoffen ontstaan die niet behoren tot de normale kringloop van de natuur en die zich hebben opgehoopt in de biosfeer. Het ecologische evenwicht is geweld aangedaan; de mens wordt geconfronteerd met de verschijning van schadelijke processen in de natuur, die uiteindelijk zelfs zijn eigen natuurlijke mogelijkheden tot voortplanting aantasten.

Dit alles gebeurt tegen de achtergrond van een ongekende en onverantwoorde groei van de algemene consumptie in de hoogontwikkelde landen, waar de hang naar rijkdom en luxe tot een levensnorm is verheven. Deze situatie houdt een eerlijke verdeling van natuurlijke rijkdommen tegen, die eigendom zijn van de mensheid in zijn geheel. De consequenties van deze ecologische crisis blijken niet alleen pijnlijk voor de natuur, maar ook voor de mens, die er een organisch deel van is. Als gevolg van dit alles bevindt de aarde zich op de grens van een wereldwijde ecologische ramp.

XIII. 2.  De oorspronkelijke relatie tussen de mens en de natuur werd verbroken in prehistorische tijden als gevolg van de val van de mens en zijn verwijdering van God. De zonde, die was geboren in de ziel van de mens, heeft niet alleen hemzelf beschadigd, maar ook de gehele wereld rondom hem. “Want (de schepping) is onderworpen aan een zinloos bestaan, niet omdat zij het zelf wil, maar door de wil van Hem die haar daaraan onderworpen heeft. Maar zij is niet zonder hoop, want ook de schepping zal verlost worden uit de slavernij van de vergankelijkheid, en delen in de glorierijke vrijheid van Gods kinderen. Wij weten immers dat de hele schepping kreunt en onder barensweeen lijdt, nog altijd” (Rom. 8:20-22). De eerste menselijke overtreding werd aldus weerspiegeld in de natuur. Het zaad van de zonde, dat in het menselijk hart zijn werking naliet, deed de “doornen en distels” groeien, zoals de heilige Schrift getuigt (Gen. 3:18). De volmaakte organische eenheid die er bestond tussen de mens en de wereld rondom hem voor de val (Gen. 2:19-20) werd onmogelijk gemaakt. In de nu ontstane ‘verbruikers’-relatie met de natuur, werd de mens steeds meer gedreven door egoistische motieven. Hij begon te vergeten dat alleen God de Heer van het universum is (Ps. 23:1), aan wie “de hemel… en de aarde toebehoren, met al wat erop is” (Deut. 10:14), terwijl de mens, zoals de heilige Johannes Chrysostomos het formuleerde, slechts een ‘huismeester’ is, aan wie de rijkdommen van de aarde zijn toevertrouwd. Deze rijkdommen, namelijk: “lucht, zon, water, land, hemel, zee, licht, sterren”, zo merkt dezelfde heilige op, heeft God “onder iedereen in gelijke mate verdeeld zoals onder broeders”. “Heerschappij”over de natuur en “onderwerping” van de aarde (Gen. 1:28), waartoe de mens is geroepen, wil niet zeggen dat hij zich alles kan veroorloven in Gods schepping. Het betekent alleen maar dat de mens de drager is van het beeld van de hemelse Huismeester en als zodanig, volgens de heilige Gregorius van Nyssa, zijn koninklijke waardigheid niet moet uitdrukken in overheersing van zijn natuurlijke levenssfeer of in gewelddadigheid tegenover de wereld, maar in de “bewerking” en het “behoeden” van dit prachtige koninkrijk van de natuur, waarvoor hij verantwoordelijk is tegenover God.

XIII. 3.   De ecologische crisis dwingt ons om onze relatie met het milieu te herzien. Vandaag de dag wordt de opvatting van de heerschappij van de mens over de natuur en de consumerende houding ten opzichte van haar steeds meer bekritiseerd. Het besef dat de hedendaagse maatschappij een te hoge prijs betaalt voor de zegeningen van onze beschaving heeft inmiddels verzet teweeggebracht tegen het economisch egoisme. Daarom zijn er pogingen ondernomen om de activiteiten die de natuurlijke omgeving aantasten te identificeren. Tegelijkertijd worden er beschermende maatregelen ontwikkeld; worden de huidige economische methoden herzien; probeert men energiebesparende technologieen te ontwikkelen en teelt men milieuvriendelijke gewassen die passen in de natuurlijke kringloop. Ook is er een ecologische ethiek ontwikkeld. Het publieke bewustzijn dat daar uit voortkomt spreekt zich uit tegen een consumerende manier van leven en eist een versterking van de morele en juridische verantwoordelijkheid voor de schade die aan de natuur is toegebracht. Ook wordt er voorgesteld ecologische vormingen en trainingen te introduceren en op te roepen tot een gezamenlijke poging om het milieu te beschermen op basis van een brede internationale samenwerking.

XIII. 4. De Orthodoxe Kerk waardeert de pogingen om de ecologische crisis te overwinnen en roept de mensen op om meer samen te werken in acties die gericht zijn op de bescherming van Gods schepping. Maar ook benadrukt zij dat deze pogingen veel vruchtbaarder zullen zijn, wanneer de basis waarop de relatie van de mens met de natuur is gegrondvest, niet slechts humanistisch van aard is maar ook Christelijk. Een van de belangrijkste grondprincipes van de positie die de Kerk inneemt ten opzichte van ecologische kwesties is de eenheid en de integriteit van de door God geschapen wereld. De Orthodoxie ziet de natuur rondom ons niet als een geisoleerde en afgesloten structuur. De werelden van de plantaardige vegetatie, de dieren en de mensen zijn onderling met elkaar verbonden. Vanuit Christelijk standpunt is de natuur geen opslagplaats van voorraden die bedoeld zijn voor egoistisch en onverantwoordelijk gebruik, maar een thuis waarin de mens niet de baas is, maar een huismeester, en een tempel waarin hij een priester is, die niet de natuur dient maar de Schepper Zelf. Het idee van de natuur als tempel is gebaseerd op het principe van het theocentrisme: God, Die aan ieder “leven en adem, ja alles” geeft (Handelingen 17:25), is de Bron van alle zijn. Daarom is het leven in al zijn verschillende manifestaties heilig, als zijnde een gave van God. Elke aantasting daarvan is niet alleen een tarting van Gods schepping, maar ook van God Zelf.

XIII. 5.   De ecologische problemen zijn in essentie antropologisch van aard omdat zij veroorzaakt zijn door de mens en niet door de natuur. Daarom worden de antwoorden op de vele vragen die door de milieucrisis worden opgeworpen, gevonden in het menselijk hart en niet in de sfeer van de economie, de biologie, technologie of politiek. De natuur vervormt of sterft niet uit zichzelf, maar onder invloed van de mens. Zijn spirituele gesteldheid speelt in deze een doorslaggevende rol, want die beinvloedt het milieu niet alleen via de praktische invloed van de mens, maar ook zonder deze. De kerkgeschiedenis kent vele voorbeelden van het fenomeen dat de liefde van christelijke asceten voor de natuur, hun gebed voor de wereld rondom hen en hun mededogen met alle schepselen, een heilzame uitwerking heeft op de levende natuur.

De relaties tussen antropologie en ecologie worden in onze dagen in al hun helderheid zichtbaar, nu de wereld twee gelijktijdige crises ondergaat: de spirituele en de ecologische. In de huidige maatschappij raakt de mens vaak het besef kwijt van het leven als een gave van God en soms zelfs de zin van het leven in zijn totaliteit, door het te reduceren tot een zuiver fysisch verschijnsel. Met deze houding ten opzichte van het leven wordt de natuurlijke levenssfeer niet meer beschouwd als een thuis en al helemaal niet als een tempel, maar alleen als een ‘habitat’, een verblijfplaats. De spiritueel gedegradeerde persoonlijkheid leidt de natuur ook naar degradatie, want hij is niet in staat om een transformerende invloed op de wereld uit te oefenen. De enorme technologische hulpbronnen kunnen de door de zonde verblinde mensheid niet helpen, omdat deze in zijn onverschilligheid ten opzichte van de bedoeling, het mysterie en het wonder van het leven, geen heilzame werking kan uitoefenen en soms zelfs een schadelijke invloed heeft. In een spiritueel gedesorienteerd mens zal de kracht van de technologie een utopisch vertrouwen tot gevolg hebben in de onbegrensde mogelijkheden van de menselijke geest en de macht van de vooruitgang.

Het is onmogelijk om de ecologische crisis te overwinnen in een toestand van spirituele crisis. Dit wil echter niet zeggen dat de Kerk oproept om de duurzame activiteiten te staken, maar in haar hoop op een positieve verandering in de relatie mens-natuur, vertrouwt zij meer op een maatschappelijk streven naar spiritueel herstel. De antropogene achtergrond van ecologische problemen laat zien dat wij er toe neigen de wereld rondom ons te veranderen in overeenstemming met onze innerlijke wereld; daarom moet de transformatie van de natuur beginnen met de transformatie van de ziel. Volgens de heilige Maksim de Belijder kan de mens de aarde alleen maar in een paradijs veranderen, als hij het paradijs in zichzelf draagt.