Het Leven van de Heilige Patriarch Tichon
door: Aartspriester Michail Polsky

* * *

Ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van het Moskouse patriarchaat is in oktober 1989 patriarch Tichon op plechtige wijze als patriarch-martelaar gecanoniseerd en in de schare der Russische heiligen opgenomen. Naast de waardering voor het lijden van deze patriarch, die de Russische Kerk door een vreselijke tijd van bolsjewistische christen-vervolging heeft geloodst, betekende deze canonisatie de eerste officiele erkenning door de Russische Kerk van het leed dat haar in het sovjet-tijdperk is aangedaan.
In het canonisatiebesluit van de bisschoppelijke synode lezen we de volgende gronden voor de heiligverklaring van de ‘vrome’ Tichon:

  • vanwege de zuiverheid van zijn leven, waardoor hij, in overgave aan de wil van God, een nieuw voorbeeld voor de navolging van Christus heeft gegeven;
  • vanwege zijn dienst aan de Kerk en aan zijn naasten, die zich uitte in een zelfopoffering die het beste met zijn eigen woorden gekarakteriseerd kan worden: “Laat mijn naam in de geschiedschrijving maar zwart ge-maakt worden, zolang de Kerk er maar van profiteert!”-;
  • vanwege zijn moedig opkomen voor het geloof, waarbij de heilige Tichon, zelfs in tijden van levensgevaar, waarachtige heiligheid en de kracht van de christelijke geest heeft getoond;
  • vanwege zijn houding waarmee hij de schismatici en hun smaad weer-stond. De Russische Kerk identificeerde zich met de naam van de patriarch en hield zo de heilige Orthodoxie onaangetast. Hij bewaarde de eenheid van de door hem geleide Kerk;
  • vanwege zijn missionaire activiteiten, waarin zich de apostolische op-dracht en de geloofshouding van deze heilige bisschop openbaarden.


vertaling uit het Engels: v. Sergi Merks

  Patriarch Tichon was waarschijnlijk een van de grootste martelaren van de Russische Kerk in de periode van haar vervolging door de communisten. Gedurende acht jaar was hij als patriarch van geheel Rusland bekleed met een enorme macht en een navenante verantwoordelijkheid. In die periode leefde hij, nauwelijks als een vrij man, een onzelfzuchtig leven, en tenslotte werd ook hij een slachtoffer van het Bolsjewisme omwille van het geloof en de gehele Russische Kerk.

  Patriarch Tichon, geboren op 19 januari 1865 als Wassili Iwanovitsj Bellavin in het stadje Toropets in het gouvernement Pskov, was de zoon van een parochiepriester en bracht de eerste jaren van zijn leven door in zijn ge-boortestad. Toropets deed een beetje aan Moskou denken vanwege zijn overvloed aan kerken, allen zeer oud en sommigen met een bijzonder mooie architectuur. Sinds onheugelijke tijden waren de oude Russische gebruiken in dit stadje in tact gebleven, wat niet verwonderlijk was aangezien de dichtstbijzijnde spoorlijn op meer dan 300 kilometer afstand van het stadje liep.
  Zijn opleiding ontving hij op het kerkelijk seminarie van Pskov, waar hij gold als een bescheiden, zeer religieuze en goede leerling. Lang en blond en met een vriendelijke en innemende persoonlijkheid was hij geliefd bij zijn klasgenoten. Hij dwong respect af vanwege zijn eerlijkheid, zijn briljante studieresultaten en zijn bereidheid zijn klasgenoten te helpen met hun huiswerk. Hij hield er blijkbaar van, want urenlang kon hij samen met zijn klasgenoten aan het werk zijn, zowel in groepen als individueel.
  Toen hij 19 jaar was geworden, schreef hij zich in op de Geestelijke Academie van St. Petersburg, een jaar jonger dan gebruikelijk was. De studenten van de Academie hielden van de religieuze vriendelijke jongeman uit Pskov, en hoewel het op de Academie niet gebruikelijk was elkaar bij-namen te geven, noemden ze hem (bijna profetisch) ‘de Patriarch’. Zijn vroegere studiegenoten zullen daar waarschijnlijk wel aan hebben moeten denken toen hij, in 1917, gekozen werd tot patriarch van geheel Rusland; de eerste patriarch sinds 217 jaar Synodaal kerkbestuur!

  In 1888, studeerde Wassili Bellavin op 23-jarige leeftijd af aan de Academie en werd hij aangesteld als leraar op het seminarie van Pskov. In 1891 werd hij monnik gewijd en kreeg hij de naam Tichon. In 1898, slechts 33 jaar oud, werd hij tot bisschop gewijd en een jaar later kreeg hij het Aleoetisch--Alaskaanse diocees in Noord-Amerika onder zijn hoede. Ook daar dwong de jonge bisschop algemeen respect en liefde af. Onvermoeibaar werkte hij op religieus gebied in Noord-Amerika en deed veel voor zijn diocees.
  Hijzelf beschouwde deze periode als een die zijn religieuze en politieke blik had verbreed en hem de gelegenheid had gegeven bekend te raken met andere vormen van menselijke relaties, die hem weer zouden helpen bij zijn toekomstige spirituele taak.
  Gedurende zijn zevenjarig verblijf in Amerika, bezocht bisschop Tichon slechts een keer Rusland, toen de Heilige Synode hem uitnodigde voor het bijwonen van een zomersessie. In die tijd werden de spirituele en administratieve talenten van de jonge bisschop opgemerkt door de hoogste kerk-leiders. En als waardering voor zijn mogelijkheden werd hij in 1905 tot de waardigheid van aartsbisschop verheven, en in 1907 benoemd tot aartsbis-schop in een van de oudste en belangrijkste bisdommen van Rusland - het diocees van Jaroslavl.
  In Jaroslavl won hij in de kortste keren de harten van de gelovigen. Iedereen moest wel respect krijgen voor deze toegankelijke, intelligente en minzame aartspastor die alle uitnodigingen om voor te gaan in de ontelbare kerken van dit grote bisdom accepteerde. De inwoners van Jaroslavl vonden dat ze een ideale aartsbisschop getroffen hadden, maar tot hun verdriet werd aartsbisschop Tichon door de hoogste kerkelijke autoriteiten spoedig overgeplaatst naar de Poolse stad Wilno.
  De aartsbisschop bevond zich nog in Wilno toen in 1914 de eerste wereld-oorlog uitbrak. Aangezien zijn diocees in een gebied van oorlogsactiviteiten lag werd Tichon door de verplaatsing van het front van een groot deel van zijn diocees afgesneden. De aartsbisschop nam enthousiast deel aan acti-viteiten van diverse organisaties die zich bezighielden met het verzorgen van de soldaten en de gewonden. Om de zieken en gewonden te bezoeken begaf hij zich vaak naar het front en waagde hij zich niet zelden in de vuurlinies, waarvoor hij ook gedecoreerd werd. Gedurende deze periode werd hij regel-matig gevraagd aanwezig te zijn bij de zittingen van de Heilige Synode.

  Toen de revolutie uitbrak was aartsbisschop Tichon al lid van de Heilige Synode. Maar met de nieuwe revolutionaire voorzitter van de Synode was het moeilijk werken en na een korte tijd werden alle leden van de Synode overgeplaatst, zo ook aartsbisschop Tichon.
  Net in die tijd koos de bevolking van Moskou een nieuwe bisschop en tot zijn eigen verbazing werd aartsbisschop Tichon gekozen. De stad be-groette hem enthousiast en zowel de geestelijkheid als de gelovigen leerden hem snel waarderen en respecteren.
  Drie jaar later, op 15 augustus 1917, vond het Al-Russisch Concilie plaats in Moskou en aartsbisschop Tichon werd tot metropoliet verheven en tot voorzitter van het Concilie gekozen.
  In dit Concilie zaten specialisten in kerkelijk recht en theologie naast gewone boeren... Vaak waren de denkbeelden van de boeren vele malen populairder dan die van de geleerden. Een van de boeren zei: “We hebben niet langer een Tsaar meer, geen vader van wie we kunnen houden; het is onmogelijk om van de Synode te houden; daarom willen wij, de boeren, een patriarch!
  Ondertussen lag Moskou onophoudelijk onder vuur en het Kremlin was al in de handen van de communisten gevallen. Haastig bereidde het Concilie de verkiezing van een patriarch voor, voordat de communisten het Concilie zouden kunnen ontbinden. Er werd besloten om drie kandidaten middels een algemene stemming te verkiezen om daarna door middel van het lot de patriarch aan te wijzen, zodat Gods Wil uiteindelijk zou beslissen. Op 28 oktober werd een deelnemer van het Concilie, een monnik, belast met de trekking van het lot, en eerbiedig trok hij uit de urn de naam van degene die door God was uitverkozen. De naam, die werd aangekondigd door Vladimir, de metropoliet van Kiev, luidde: Tichon.
  Metropoliet Tichon was noch enthousiast, noch bevreesd toen hij het resultaat van de verkiezing vernam. Zijn nederige overgave aan de wil van God was overduidelijk. Toen een delegatie van het Concilie, met aan het hoofd de hoogste geestelijkheid, plechtig naar hem toe kwam om het goede bericht van Gods keuze over te brengen en hem te feliciteren, zei metropoliet Tichon:

  “... Uw bericht over mijn uitverkiezing is voor mij als de ‘boekrol’ die Ezechiel op moest eten en waarin klaagliederen stonden geschre-ven, gezucht en gejammer. Het is mijn lot patriarch te zijn in deze moeilijke tijden en vele tranen te vergieten. Net als de vroegere leider van het Hebreeuwse volk zal ik tegen God uitroepen: ‘Waarom kwelt Gij Uw dienaar? En waarom heb ik geen genade gevonden in Uw ogen dat U de last van al die mensen op mijn schouders legt?’
  Van nu af aan zal het mijn plicht zijn zorg te dragen voor alle kerken in Rusland, en omwille van hen iedere dag bereid zijn te sterven. Maar laat Gods Wil geschieden. Ik vind mijn kracht in het bewustzijn dat ik deze uitverkiezing niet zelf gewild heb; het is mij overkomen niet door de menselijke wil maar door Gods Wil. Ik hoop dat Hij, die Zelf een beroep op mij heeft gedaan, mij wil helpen met Zijn oneindige zegeningen.”

  Voordat hij de patriarchale troon besteeg, bracht metropoliet Tichon enige tijd door in het Drie-eenheidklooster van de heilige Sergi om zich op zijn toekomstige functie voor te bereiden. Een comite, aangesteld door het Concilie, werkte haastig de details uit van de lang vergeten procedure van de partriarchswijding, in het bijzonder van de ritus en de specifieke voor-schriften aangaande de gewaden. De communisten hadden het Kremlin nog niet gesloten en het was mogelijk de ceremonie in de oude patriarchale kathedraal te doen plaatsvinden, waar de troon van de patriarch nog op zijn oude plaats stond. Niemand had er op die troon gezeten sinds de laatste patriarch, 217 jaar daarvoor. De oude patriarchale gewaden werden genomen uit de rijke collectie van het Kremlin; de scepter van metropoliet Pjotr, de mitra en de witte kap van patriarch Nikon.
  De grote kerkelijke plechtigheid vond plaats in de kathedraal van de Ontslaping op 21 november 1917. De grote klok ‘Iwan de Verschrikkelijke’ luidde met donkere slagen en uit de menigte mensen die in het Kremlin en op het Rode Plein waren samengestroomd steeg een enorm gejuich op. Processies uit alle kerken van Moskou kwamen op het Rode Plein tezamen. Metropoliet Tichon werd in zijn patriarchale gewaden naar zijn troon geleid.
  Na de liturgie liep de nieuwe patriarch rond het Kremlin aan het hoofd van een processie waarin ikonen, kerkelijke banieren werden meegedragen en rijkelijk met heilig water werd gesprenkeld. De communisten die nog niet heer en meester in het land waren, hadden nog geen definitief standpunt ten opzichte van de Kerk ingenomen, hoewel hun vijandige houding over-duidelijk was. Soldaten van het rode leger die de wacht hielden nabij de kathedraal, gedroegen zich uitdagend; toonden geen enkel respect voor de meegedragen ikonen, maar rookten, spraken luid onder elkaar en lachten aanstootgevend.
  Maar toen de patriarch verscheen die er uitzag als een gebogen oude man onder het gewicht van zijn ronde witte kap met het kruis bovenop, en in de donkerblauwe fluwelen mantel van patriarch Nikon, namen de rode soldaten onmiddellijk hun petten af, renden op de patriarch toe en vroegen om zijn zegen. Het was duidelijk dat hun uiterlijk vertoon van vijandschap niets anders dan een aangeleerde pose was.

  Als hoofd van alle Russische hierarchen is patriarch Tichon nooit ver-anderd, hij bleef dezelfde eenvoudige, vriendelijke en makkelijk toegankelij-ke man die hij altijd was geweest. Maar zijn vriendelijke omgang met mensen werd krachtig en resoluut wanneer het nodig was, in het bijzonder wanneer het er om ging de Kerk tegen haar vijanden te verdedigen. Het was voor een ieder duidelijk dat de communisten zich zouden gaan bemoeien met het werk van de Kerkelijk Raad en haar zelfs zouden kunnen ontbinden. De vijandige houding van de communisten t.o.v. de Kerk, hun decreten die de fundamenten van de Kerk vernietigden en de wreedheid van hun daden werden door de patriarch niet genegeerd.
  In zijn ‘brief’ waarin hij de vervolgingen beschreef tegen de Waarheid van Christus, het beestachtig vermoorden van onschuldige mensen zonder enige vorm van proces, waarmee alle wetten der gerechtigheid werden getart, zei de patriarch:

  “Kom tot jullie verstand, waanzinnigen, maak een eind aan jullie bloedig streven. Jullie begaan niet slechts wrede daden, maar waar-lijk de daden van Satan die jullie zullen veroordelen tot de vlammen van Gehenna in de Komende Wereld, en een verschrikkelijke vloek werpen op jullie geslacht in de ze wereld! Door de kracht die ons door de Heer onze God is gegeven, verbieden wij jullie het Heilige Sacrament te naderen; wij excommuniceren jullie, wanneer jullie je christelijke namen nog hebben behouden en, al is het maar door geboorte en doop, behoren tot de Russisch Orthodoxe Kerk.
  Wij sporen alle ware kinderen van Christus’ Kerk aan verre te blijven van dit soort monsters van de menselijke soort: ‘Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg’ 1Cor. 5,13). De vijanden van de Kerk proberen macht over haar te krijgen en hun invloed te vergroten door de kracht van geweren; weersta hen met de kracht van uw geloof en sluit uw stemmen aan bij het krachtige protest dat oprijst vanuit de gehele natie. Wanneer wij het martelaarschap op ons moeten nemen omwille van Christus’ Waarheid, dan roepen wij u op, geliefde kinderen van de ware Kerk, dit martelaarschap samen met ons te dragen.” (19 jan. 1918)

   In een schrijven aan de raad van volkscommissarissen, ter gelegenheid van de eerste verjaardag van de Oktoberrevolutie, schreef patriarch Tichon:

   “Terwijl jullie je macht uitbreidden, vroegen jullie de mensen je te vertrouwen, en jullie deden hun beloften. Maar zijn deze beloften nagekomen? Jullie gaven stenen in plaats van brood en een slang in plaats van vis (Matt. 7, 9-10). Jullie hebben ons moederland met een zielloos internationaal concept opgezadeld. Jullie hebben de mensen opgedeeld in vijandige kampen en hen in een broederstrijd gestort die zijn weerga niet kent in wreedheid. Jullie hebben open-lijk Christus’ liefde vervangen door haat; jullie hebben geen vrede gebracht maar de klassenhaat aangemoedigd. Er lijkt nog geen einde in zicht te zijn van de oorlog die door jullie is veroorzaakt, want met de handen van de Russische arbeiders en boeren proberen jullie de zege te behalen in het fantoom van een wereldrevolutie. Niemand voelt zich veilig onder jullie regime, zolang daar een constante angst heerst voor huiszoekingen, roofpartijen, arrestaties, verban-ning en executies. Jullie beloofden vrijheid, maar er kan nauwelijks iets pijnlijkers en wreders zijn dan de vertreding van de religieuze vrijheld... de pers is godslasterlijk en vol van boosaardige minachting voor geheiligde zaken. Jullie hebben kerkelijke eigendommen gestolen, die door generaties van trouwe gelovigen verworven zijn... Jullie hebben vele kloosters en kerken gesloten. Jullie hebben de ingang tot het Moskouse Kremlin gebarricadeerd - het geheiligde erfgoed van alle vrome Russen... Wij weten dat onze beschuldigingen jullie zullen irriteren en ernstige represailles zullen uitlokken, dat jullie onze woorden zullen gebruiken als een voorwendsel om ons te beschuldigen van weerstand tegen het regime. Maar hoe groter jullie toorn en strafmaatregelen, des te meer zal de waarheid van onze beschuldigingen bevestigd worden. Stel met de verjaardag van jullie regering een daad door al degenen die door jullie gevangen zijn genomen vrij te laten; door een einde te maken aan de bloedbaden, het geweld, de vernietiging en onderdrukking van de religie... Anders zal al het onschuldig bloed dat door jullie is vergoten, over jullie komen (Luk. 11,51). En degene die het zwaard gebruikt zal door het zwaard omkomen (Matt. 26,52).” (26 okt. 1918)

  Er werden veel religieuze processies georganiseerd om het geloof van de bevolking tot uitdrukking te brengen en de patriarch nam er altijd aan deel. Toen het schokkende nieuws van de moord op de tsaar en zijn gezin bekend werd, organiseerde de patriarch onmiddellijk een Panichida. Later celebreerde hij de Liturgie voor de rust van hun zielen. In een rede beschul-digde hij de communisten van een niet te rechtvaardigen misdaad, omdat de tsaar reeds afstand had gedaan van de troon. Een misdaad die de communisten bestempelden als moordenaars: “En het is niet genoeg om dit te den-ken, men mag niet bang zijn dit ook publiekelijk te zeggen - ongeacht de dreigementen van represailles!”, zo voegde de patriarch er aan toe.
  Iedereen was bezorgd om de veiligheid van de patriarch. Hij werd gead-viseerd Moskou te verlaten of zelfs naar het buitenland te gaan, maar hij weigerde. Toen hij door vrienden werd geinformeerd dat de communisten hadden besloten hem te arresteren, weigerde hij nog steeds te vertrekken. “De vlucht van de patriarch”, zei hij, “speelt de vijanden van de Kerk in de kaart en zij zullen het gebruiken voor hun eigen duivelse doeleinden.” Heel de Moskouse bevolking was bezorgd om het lot van de patriarch. Gelovigen uit de parochies organiseerden een constante wacht, en leden van de kerke-lijke raad losten elkaar af om ‘s nachts in het klooster te blijven, en iedere nacht, zonder uitzondering, kwam de patriarch naar buiten om zich met hen te onderhouden. Niemand wist wat deze lijfwacht moest beginnen wanneer de communisten zouden proberen de patriarch te arresteren, maar deze trouwe volgelingen vonden geestelijke troost in het feit dichtbij de patri-arch te zijn, en deze laatste, overtuigd van hun loyale devotie, liet hen begaan.

   Onbevreesd bezocht de patriarch kerken in Moskou en elders, wanneer hij werd gevraagd te celebreren. De mensen op straat hielden altijd stil, bogen en namen hun petten af. In Bogorodsk, een industriestadje vlakbij Moskou, verwelkomden de arbeiders de patriarch zoals zij vroeger de tsaar verwel-komden. Te zijner ere was er een paviljoen versierd en de straten waren gevuld met een grote menigte mensen.
  In Jaroslavl werden de communisten zelfs gedwongen deel te nemen aan de verwelkoming van de patriarch, met hem te dineren en met hem op de foto te gaan. De triomfantelijke reizen van de patriarch naar Petrograd zijn welbekend. De religiositeit van het Russische volk had een uitlaatklep gevonden. In hun harten voelden zij dat de patriarch een der hunnen was, zij hielden van hem en bleven hem trouw tot het einde. Zij vonden In de patri-arch hun enige spirituele steun, troost en hoop. Hun traditionele vader, de tsaar, was van hen weggenomen, en in de patriarch hadden zij een geestelijk vader gevonden met wie zij de sterke innerlijk band hadden van een geloof en het behoren tot de Russische Kerk. Daarin toonde zich de verenigde kracht van de Kerk tegenover haar vijanden.

   Intussen werden de vervolgingen van de Kerk steeds heviger. Kerkschatten werden geroofd en geestelijken werden in groten getale vermoord. Volgens een bepaalde bron werden in de provincie Charkov alleen al 70 geestelijken in zes maanden vermoord, van eind december 1918 tot juni 1919. Nieuws over zulke gruweldaden bereikten de patriarch uit geheel Rusland.
  De communisten hadden echter nog niet de patriarch als zodanig aange-pakt. Lenin zou gezegd hebben: “Wij maken geen tweede Hermogen (een patriarch-martelaar) van hem”. Aanvankelijk trachtten de communisten met de patriarch te onderhandelen. Hun doel was de patriarch te demoraliseren door middel van een constante onderdrukking van de Kerk en de moord op haar dienaren. Zij beloofden daarmee te stoppen wanneer de patriarch concessies zou doen. Als ‘natuurlijke vijanden’ van elke vorm van religie en die van de Kerk in het bijzonder, namen de communisten aan dat de bedie-naren van die Kerk hun vijanden waren. Daarom beschuldigden zij de hele geestelijkheid van contrarevolutionaire activiteiten; zij deden geen moeite bewijs voor dit soort beschuldigingen aan te voeren en zij vermoordden priesters waar en wanneer het hen uitkwam.

   Om het leven van duizenden onschuldigen niet in gevaar te brengen en de algemene situatie van de Kerk te verbeteren probeerde de patriarch alle kerkelijke bedienaren af te houden van politieke demonstraties. Op 25 september 1919, tijdens het hoogtepunt van de burgeroorlog gaf hij de geestelijkheid opdracht om ieder politiek conflict met de communisten uit de weg te gaan. Maar zijn pogingen om op deze manier het lot van de gees-telijkheid te verlichten waren nutteloos, want de politieke beschuldigingen werden alleen maar als voorwendsel gebruikt om de liquidatie van de gees-telijkheid als bedienaren van de religie te rechtvaardigen.

   Middels het decreet van 27 december 1921 bevalen de communisten de con-fiscatie van alle kerkschatten en waardevolle liturgische voorwerpen onder het voorwendsel middelen te vergaren om de hongerende bevolking te voe-den.*) De patriarch deed toen een exceptioneel krachtig appel op het hele Russische volk, de Kerk en de gehele wereld, waarin hij aanspoorde tot vrijwillige donaties van kostbaarheden. Hij stelde ook voor het gebruik van de fondsen door de gevers te laten controleren. Maar de communisten weigerden natuurlijk hier op in te gaan. Gedwongen inbeslagname en het openlijk plunderen van kerken veroorzaakten een algemene verontwaardiging onder de bevolking. De patriarch had gelijk met zijn benadering en de daaruit voortvloeiende voorstellen, maar de communisten zochten slechts een excuus om de Kerk verder te terroriseren. Zo’n 2000 rechtszaken en ongeveer 10.000 executies van gelovigen vonden plaats met betrekking tot de confiscatie van de kerkelijke kostbaarheden.
  In mei 1922, tijdens een rechtszaak tegen een groep Moskouse geestelij-ken, trachtte de patriarch, hopend hun doodstraf daarmee te kunnen voor-komen, met de communisten te bemiddelen in de zaak van de anticommunistische agitatie door kerkelijke groeperingen buiten de grenzen van de Sovjet-Unie. De communisten echter verwierpen deze bemiddelingspoging en een paar dagen later veroordeelden zij de geestelijken tot de doodstraf en werd de patriarch zelf gearresteerd.
  Onmiddellijk na zijn arrestatie organiseerden de communisten een nieuwe kerkelijke organisatie, de zogenaamde ‘Vernieuwers’. Ofschoon er een wet-telijke plaatsvervanger van de patriarch voorhanden was, metropoliet Agafangel, die zijn rechten opeiste, steunden de communisten de vernieuwers, hielpen hen hun idealen te verwezenlijken, en vervolgden tegelijkertijd de aanhangers van patriarch Tichon. De vernieuwers werden geacht de Kerk te besturen zoals de communisten dat wilden. Een ‘Concilie van Vernieuwers’ verklaarde de patriarch als ‘afgezet’, aanvaardde de juistheid van de revo-lutie en riep de geestelijkheid die onder de communisten hadden geleden, uit tot ‘contra-revolutionairen’, waarmee de vervolging van de Kerk werd gerechtvaardigd. Zij proclameerden zelfs dat de Kerk nooit zo vrij was ge-weest als nu onder de communistische heerschappij. Zo namen de ver-nieuwers, ondanks het protest van de gelovigen en het merendeel van de geestelijkheid, de hele kerkelijke administratie en de kathedralen van alle bisdommen in beslag.
   De communisten overwogen een openbare rechtszaak tegen de patriarch, maar interne en externe politieke overwegingen dwongen hen de patriarch zijn vrijheid terug te geven, maar onder voorwaarde dat hij de autoriteiten een schriftelijke boeteverklaring zou overhandigen, waarin hij de waarheid van al de beschuldigingen tegen hem erkende. De patriarch bracht dit offer en aanvaardde daarmee op zijn manier een waar martelaarschap.
  Later zei de patriarch dat hij, toen hij in gevangenschap de kranten las, iedere dag bevreesder werd bij de gedachte dat de vernieuwers de Russische Kerk hadden overgenomen. En als hij geweten had dat in werkelijkheid de gelovigen zware oppositie voerden en de vernieuwers in hun pogingen vol-ledig hadden gefaald, dan had hij nooit de gevangenis onder deze condities verlaten. Maar in de gevangenis was het onmogelijk om achter de waarheid te komen en de kranten, waarin krachtig propaganda werd gevoerd voor de vernieuwers, werden hem opzettelijk in handen gespeeld.
  Hij geloofde dat er uiteindelijk een soort stabiliteit was opgetreden na de revolutionaire chaos. Het scheen hem toe dat er inmiddels een stabiele regering aan de macht was gekomen voor wie hij het zich kon veroorloven op zijn vroegere acties terug te komen. In dit verband zei hij eens: “Laat mijn naam in de geschiedschrijving maar zwart gemaakt worden, zolang de Kerk er maar van profiteert. “
  Het volk twijfelde niet aan hem, zij werd door zijn actie niet in verwar-ring gebracht en begreep de ware betekenis van zijn offer. De mensen verheugden zich over zijn vrijlating en maakten het tot een feestelijke gebeurtenis. De vrijlating van de patriarch gaf de zwakken weer moed en haalde de twijfel weg bij vele leken, priesters en bisschoppen die zich massaal weer tot de officiele Russische Kerk bekenden.
Op alle zon- en feestdagen celebreerde de patriarch in de parochieker-ken van Moskou en omgeving en de kerken puilden uit van de gelovigen. In de provinciestadjes was de oploop van mensen overweldigend; de bezoeken van de patriarch waren triomfantelijke gebeurtenissen. De arbeiders legden het werk neer en alle administratieve en industriele instanties waren gedu-rende zijn verblijf gesloten.

   De openlijke vervolging van de patriarch werd door de communisten gestopt maar hij was omringd door spionnen en iedere stap van hem werd gecon-troleerd. De gelovigen die bang waren dat de communisten de patriarch heimelijk zouden ontvoeren, waren altijd in groepen in zijn residentie aan-wezig en verloren hem geen seconde uit het oog.
  Op een bepaald moment circuleerde in Moskou het gerucht dat de patriarch vermoord zou zijn. Heel de stad was in rep en roer en toen bleek dat het bericht vals alarm was sloeg de stemming om in een ware feest-vreugde.
  Op 9 december 1923 drongen twee personen binnen in de kamers van de patriarch, vermoordden de lekenbroeder Jakov Polozov, de onafscheidelijke bediende van de patriarch, en verdwenen met twee winterjassen. Het was voor iedereen duidelijk dat het hier geen gewone roofmoord betrof, maar dat men er op uit was geweest de patriarch, die toevallig niet aanwezig was, te vermoorden. Jakov Polozov werd onder een enorme belangstelling begraven in het Donskoj klooster, de residentie van de patriarch, die zelf met tranen in de ogen voorging in de diensten.
  De steeds groeiende populariteit van de patriarch alarmeerde de com-munisten die nieuwe excuses zochten om hem in diskrediet te brengen en zich zo van hem te ontdoen. Volgens het sovjet-agentschap ‘Rost’ waren er in de kelders van het Holenklooster in Kiev verborgen kerkschatten gevon-den die door de monniken daar verstopt waren ten tijde van de confiscatie van kerkgoederen in 1921. De sovjet-pers beschuldigde de patriarch ervan opdracht te hebben gegeven deze kerkschatten te verbergen. Er werd ook beweerd dat er correspondentie gevonden was waaruit zijn connectie bleek met Russische emigranten aan wie hij politieke informatie zou hebben doorgegeven. De pers eiste de onmiddellijke arrestatie van patriarch Tichon. In een brief van 10 januari 1925 ontkende de patriarch alle beschuldigingen.
  De vervolging van de Kerk en de geestelijkheid was toen net in al zijn wreedheid opgevoerd. De communisten wijzigden echter hun tactiek en ze besloten de zo populaire en ook in het buitenland gerespecteerde patriarch niet direct aan te pakken, maar hem daarentegen volledig te isoleren. Al zijn assistenten en directe volgelingen werden opgepakt en geexecuteerd. De communisten durfden niet openlijk de activiteiten van de patriarch tegen te werken, maar ze zorgden er wel voor dat geen van zijn opdrachten werden uitgevoerd.
  Met betrekking tot deze situatie zei de patriarch vaak: “Het zou voor mij makkelijker geweest zijn gevangen te zitten. Ik word verondersteld vrij te zijn, maar in werkelijkheid kan ik niets doen. Ik stel een bisschop aan in het zuiden en hij belandt in het noorden. Ik stuur iemand naar het westen en zij zetten hem op de trein naar het oosten.”
  Een speciaal aangestelde agent van de Tsjeka voerde een constante strijd met de patriarch. Hij bezocht hem twee of drie maal per week en trachtte dan de patriarch over te halen tot acties die schadelijk voor de Kerk maar voordelig voor de communisten waren. Wat zij niet hadden kunnen bereiken door middel van de vernieuwers trachtten zij nu te be-werkstelligen via de patriarch persoonlijk. Zij richtten een onophoudelijk barriere van leugens, roddels en verdachtmakingen op rond de patriarch. Het zaad van wantrouwen en tweedracht zaaiend, trachtten zij de eenheid binnen de Kerk te doorbreken. De patriarch zag zich constant gedwongen de onderliggende misdadige intenties van de communisten achter ogenschijnlijk logische voorstellen te onderkennen. Hun methode was het scheppen van een onduidelijke situatie door de ene keer beloften te doen en vervolgens de Kerk te bedreigen - niet de patriarch zelf, want deze had zich er immuun voor gemaakt. Soms beloofden ze de arrestaties van de geestelijkheid te stoppen, de gevangenen vrij te laten of de waardevolle bisschoppen voor de Kerk uit hun verbanning terug te halen; of ze beloofden toestemming te geven voor het drukken van religieuze literatuur, vrijheid van samenkomst en religieus onderricht. Maar dan viel men terug op dreigementen van een opgevoerd vervolgingsbeleid en onderdrukking.

   Het is onmogelijk het lijden van de patriarch in deze tijd te beschrij-ven. Deze van nature uiterst rustige man beefde van angst bij de aangekon-digde bezoeken van de communistische agent. De Hoogheilige Patriarch Tichon maakte de Russische martelaren niet te schande, maar werd zelf een van hen door de vastberadenheid in zijn eigen lijden. Zeven jaar verdroeg hij omwille van het welzijn van de Kerk dagelijkse martelingen, gewelddadigheden, bespottingen en een voortdurend gevecht met een diabolische vijand.
  De patriarch putte alle mogelijkheden uit om de Kerk en haar volgelingen met het communistische regime te verzoenen. Hij werd een waar slachtoffer van de communistische vervolging van de Kerk. Hij offerde zichzelf op, zijn goede naam, zijn reputatie als een belijder van het geloof en aanklager van de onwaarheid. Toen hij zijn beleid ten opzichte van de communisten wijzigde, vernederde hij zichzelf om anderen de vernedering te besparen. Hij spaarde zichzelf niet in het beschermen van de geestelijkheid, de Kerk en de gelovigen. De mensen begrepen dat zijn compromissen met de communisten daden van liefde en zelfvernedering waren, en zij voelden een diep medelij-den met hem, overtuigd van zijn heiligheid.
  De laatste dagen van het aardse leven van deze heilige man waren reeds in zicht. Op 12 januari 1925 werd patriarch Tichon als patient Bellavin in een prive-kliniek opgenomen, waar hij bijna drie maanden verbleef. Hij leed aan hartaanvallen, een chronische ontsteking aan de nieren, algemene sclerose en astma. Hoewel de doktoren complete rust voorschreven, was het moei-lijk voor hem zijn plichten te vergeten. Vanaf de eerste dag verschenen er vele bezoekers bij de receptie waaronder GPOe-agenten, wier aanwezigheid niet geweigerd kon worden. Drie weken later kon hij bezoekers op zijn kamer ontvangen. Wanneer de communistische agent Toetsjkov hem kwam opzoeken, stuurde de patriarch altijd iedereen de kamer uit. Op een keer, zo zei hij, bood de agent hem aan met pensioen te gaan, waarna hij zich heer-lijk in het zuiden zou kunnen terugtrekken. De patriarch antwoordde: “Ik krijg nog genoeg tijd om te rusten. Nu is het tijd om te werken.” Zo gauw zijn gezondheid het toeliet begon de patriarch weer met het celebreren in de Moskouse parochiekerken. Ofschoon hij meestal uitgeput terugkeerde, zei hij steeds tegen de dokter: “Het is nodig!”, wetend dat hij zijn gezondheid ondermijnde. Toen hij eens zeer laat in het hospitaal terugkeerde van een zitting van de Synode, voelde hij zich bijzonder beroerd. Al zijn directe medewerkers waar hij nog op kon vertrouwen, waren uit Moskou verdreven of omgebracht en hij voelde zich door iedereen verlaten.
  De Hoogheilige Patriarch Tichon van Moskou en geheel Rusland stierf in de nacht volgend op het feest van Annunciatie. Hij had zijn laatste Goddelijke Liturgie gecelebreerd op zondag, twee dagen daarvoor.

   Op de dag van de begrafenis van de patriarch waren de straten in Mos-kou afgeladen; iedereen baande zich een weg naar het Donskoj klooster. De kathedraal en de immense ruimte binnen de muren van het klooster waren volgepakt met mensen. De muren, de daken en de bomen van het klooster zaten vol mensen die de patriarch een laatste eer wilden bewijzen. Er waren ongeveer 300.000 mensen binnen de muren van het klooster bijeen en nog eens een veelvoud daarvan op de straten en pleinen rondom. Alle kerken van Moskou luidden de klokken toen de begrafenisprocessie begon. Het koor zong ‘eeuwige gedachtenis’ dat door de menigte werd overgenomen.

   Ondanks de grote drukte verliep de begrafenis ordelijk. Het lichaam van de patriarch werd begraven in een van de kerken van het klooster. Op zijn graf werd een eikenhouten kruis geplaatst met de woorden: “Tichon, Hoogheilig Patriarch van Moskou en geheel Rusland. 25 Maart, 1925.”

 


*) Dat de confiscatie van de kerkschatten alleen maar bedoeld was om de Kerk te treffen en in het geheel niet was ingegeven door humanitaire overwegingen moge blijken uit een reeds in de Sovjet-Unie gepubliceerde geheime brief van Lenin d.d. 19 maart 1922 aan het politbureau, waarin deze letterlijk schrijft: “De hongersnood is de enige gelegenheid waarbij we de vijand een slag in het gezicht kunnen toebrengen. Wanneer de mensen in de door hongersnood ge-troffen gebieden al tot kannibalisme zijn overgegaan, dan is dat het juiste mo-ment om de onteigening van waardevolle kerkelijke voorwerpen energiek en onbarmhartig uit te voeren... Op de partijdag zal een geheim besluit aangeno-men moeten worden, dat eist dat de onteigening van de kerkschatten, met na-me in de rijkste kerken en kloosters met een nietsontziende meedogenloosheid moet geschieden. Hoe meer vertegenwoordigers van de reactionaire bourgeoisie en van de reactionaire geestelijkheid wij daarbij kunnen neerschieten, des te beter. Nu is de tijd gekomen het publiek eens een zodanig lesje te leren dat ze het decennia lang niet in haar hoofd meer zal halen om zelfs maar te denken aan enige vorm van verzet!”

v. Sergi.